Van een titel waar het symbool "♬" bijstaat is een opname beschikbaar. Klik op het symbool om naar de pagina met audiovoorbeelden te gaan.
Voor piccolo, fluit, hobo, engelse hoorn, klarinet, basklarinet, fagot, contrafagot en 4 hoorns. Speelduur 09'. Voltooid: 22/01/1977 (Revisie: oktober 1980).
Eerste uitvoering: Kerkrade, 12/06/1980, Maasland Ensemble o.l.v. Jean Lambrechts.
Te verkrijgen via auteur.
De titel is gebaseerd op de overeenkomst in klankkleur van de instrumenten die een verdeling in vijf groepjes toestaat: 1: piccolo/fluit, 2: hobo/althobo, 3: klarinet/basklarinet, 4: fagot/contrafagot, 5: vier hoorns.
Het was een van de werken die ik overhandigde voor het behalen van de Prijs voor Compositie in 1980.
Voor strijkkwartet. Speelduur 14'. Voltooid: maart 1977 (Revisie: 1980).
Het was een van de werken die ik overhandigde voor het behalen van de Prijs voor Compositie in 1980.
Het kwartet is in uitvoering eendelig maar samengesteld uit twee grote delen die worden voorzien van voorspel/tussenspel/naspel. Opvallend aan de delen is de strenge overeenkomst in aantallen maten, die in deel I echter wel afwisselend worden onderverdeeld. Deze overeenkomsten geven het werk een evenwichtig karakter.
Het eerste deel bestaat uit een regelmatige afwisseling van twee bewegingen Nicht zu bewegt/Etwas bewegter die drie keer achter elkaar zijn geplaatst. Na een tussenspel volgt een dansachtig deel dat na een imiterend tussendeel in structuur en opbouw wordt herhaald.
In overzicht:
Voorspel | aantal maten | maatsoort |
---|---|---|
Frei (ad libitum, kwart=50/60) | 5 6 6 | 2/4 |
I | ||
Nicht zu bewegt (achtste=100) | 5 7 (3+4) | 12/8 |
Etwas bewegter (kwart=100) | 16 (4 3 4 3 2) | 4/4 |
Nicht zu bewegt (achtste=100) | 5 7 | 12/8 |
Etwas bewegter (kwart=100) | 16 (6 6 4) | 4/4 |
(Tussenspel) | 3 3 4 | wisselend in maat |
Naspel: Sehr frei (ad libitum kwart=50/60) | ||
II | ||
Tänzerisch bewegt | 10 | 3/4 |
12 5 5 | 3/4 | |
10 | 3/4 | |
12 5 5 | 3/4 | |
(im Ausdruck ruhig) | 12 (imiterend) | 5/8 |
+2 | ||
unruhig | 12 (imiterend) | 5/8 |
Naspel | ||
Wieder Tänzerisch | 10 | 3/4 |
12 5 5 | 3/4 | |
10 | 3/4 | |
12 5 5 | 3/4 | |
Frei (ad libitum kwart=50/60) | 6 6 5 | 2/4 (een vrije kreeft van het begin) |
Speelduur 05'. Voltooid: 14/05/1977.
Delen: 12 variaties en coda..
Opgedragen aan Jan en Teddy Habets.
Eerste uitvoering: Heerlen, 26/11/1977, Peter Soeters en John Slangen.
Te verkrijgen via auteur.
Zoals de titel al aangeeft is dit een thema met variaties.
Het thema duurt elf maten, de variaties zijn niet allen elf-matig, veranderen ook van tempo waardoor de duur daarvan aanzienlijk van die van het thema kan afwijken.
I | Thema | Fliessend (kwart=96) |
II | Variatie | Kräftig, +doppio movimento (kwart=192) |
III | Variatie | Fliessend (kwart =96) |
IV | Variatie | Energisch |
V | Variatie | Leicht |
VI | Variatie | Ruhig |
VII | Variatie | (afwisselend wel en niet in tempo) |
VIII | Variatie | (achtste =192) |
IX | Variatie | Wild |
X | Variatie | (kwart=96) solistisch Frei |
XI | Variatie | A tempo |
XII | Variatie | L'isteso tempo |
coda | (kwart=96) subito |
Er is een groot verschil in moeilijkheidsgraad tussen de primo en de secundo. De primo is technisch veel eenvoudiger. In mijn optimisme was ik ervan uitgegaan dat de primo te spelen zou zijn door T. Habets, toen een van mijn pianostudenten (en mijn mecenas).
Speelduur 08'. Voltooid: juli 1978.
*Choral: Wir Christenleut'
Eerste uitvoering: NN, 02/04/1982, Heerlens Slagwerk Ensemble o.l.v. P. Vesana.
Te verkrijgen via auteur.
Op een voordrachtsavond hoorde ik het werk Anaglyphos van Willem Kersters. Kersters was indertijd compositiedocent in Maastricht (en op het concert aanwezig). Dit werk en het gesprek erna met Kersters stimuleerde mij een werk te schrijven voor slagwerkensemble.
Het is een -nauwelijks verbazingwekkend- werk waarin ritme en ritmische ontwikkelingen de structuur bepalen. Een uitzondering is deel III (het middendeel), waarin vibrafoon, marimba en klokkenspel een melodische beweging uitvoeren.
Voor viool en piano. Speelduur 10'. Voltooid: augustus 1978.
Drie met elkaar verbonden delen:
Eerste uitvoering: Maastricht, 14/12/1978, Margret Schindewolf-Hummel (vl), Peter Soeters (pf).
Te verkrijgen via auteur.
Opname: L1 (ROZ), © 1980 L1.
Het werk werd geschreven in de maand augustus 1978. Het was een van de werken die ik overhandigde voor het behalen van de Prijs voor Compositie in 1980.
Het eerste deel bestaat uit vijf delen a-b-c-d-e. Het a gedeelte is zes maten met een gegeven in de viool en de piano, na drie maten in gelijk ritme, worden deze zes maten herhaald met de melodie van de viool in de piano en de secundaire pianolaag verdeeld over piano en viool. De volgende delen ontwikkelen allen op deze a verder.
Het tweede deel is tweedelig. De a is vooral een gedeelte voor piano solo. Wanneer de viool inzet heeft de piano een zeer ondergeschikt laag. Het b gedeelte begint met een viool solo, de piano zet in met een begeleidende figuur en ontwikkelt naar een meer zelfstandige laag.
Het derde deel is een structuur (sonate) waarbij eerst twee hoofdgedachten worden voorgesteld: in snelle groepjes van drie die bij de eerste hoofdgedachte horen, als langzamere groepjes van drie, die karakteristiek zijn voor de tweede hoofdgedachte. Hierna volgt een deel dat materiaal hiervan ontwikkelt. Daarna wordt het eerste deel herhaald zij het dat eerst de tweede hoofdgedachte en dan pas de eerste wordt gespeeld.
Speelduur: 18'. Voltooid: 08/12/1978.
Tekst: naar R.M. Rilke.
Bezetting: 2 solisten (sopraan, tenor), koor (SATB), orkest: 2 fluiten, 2 hobo's (engelse hoorn), 2 klarinetten (basklarinet), 2 fagotten (contrafagot), 4 hoorns, 2 trompetten, 2 trombones, bastuba, 3 slagwerkers (bongo's, 3 kleine trommen, grote trom, woodblock, triangel, buisklokken, klokkenspel, vibrafoon, marimba), 4 saxofoons (SATBar), stijkers.
Te verkrijgen via auteur.
De compositie werd geschreven in oktober/november 1978. Het was een van de werken die ik overhandigde voor het behalen van de Prijs voor Compositie in 1980.
Alceste is genomen uit de Neue Gedichte (1906/07). Ten behoeve van de cantate zijn er door mij tekstdelen uit geselecteerd. Dit opus 7 is mijn eerste werk op gedichten van Rainer Maria Rilke, later volgen de liedcyclussen opus 12, opus 19 en 21.
Synopsis: Aan het bruiloftsmaal van Alceste en Admet treedt de dood binnen, hij komt voor Admet (Admet muß sterben. Wann? In dieser Stunde.)
Admet probeert aan de dood te ontkomen door met hem te onderhandelen (Um Jahre, um ein einzig Jahr noch Jugend, um Monate, um Wochen, um ein paar Tage, ach, Tage nicht, um Nächte, nur um Eine, um eine Nacht, um diese nur: um die.) De dood weigert. Dan probeert Admet de dood in plaats van zichzelf zijn vader en/of zijn moeder aan te bieden en dan – zijn ouders als niet plaatsvervangend genoeg inschattend (... sie sind verbraucht und schlecht und beinah wertlos) zijn jonge vriend Kreon (du aber, du, in deiner ganzen Schönheit).
Dan spreekt zijn jonge vrouw de dood aan (Ersatz kann keiner für ihn sein. Ich bins. Ich bin Ersatz. Denn keiner ist zu Ende wie ich es bin. ... ich sterbe ja für ihn). De dood accepteert haar en geeft Admet leven (dem er ... die hundert Leben dieser Erde zuwarf).
Voor zij definitief met de dood naar een andere wereld gaat, draait zij zich om (mit einem Lächeln, hell wie eine Hoffnung, die beinah ein Versprechen war). Admet, wanhopig knielend slaat zijn handen voor zijn gezicht (um nichts zu sehen mehr nach diesem Lächeln).
Speelduur: 20'. Voltooid: april 1979.
Bezetting: 2 fluiten, 2 hobo's, 2 klarinetten, 2 fagotten, 4 hoorns, 2 trompetten, 2 trombones, bastuba, 7 slagwerkers (woodblock, triangel, bekken, tam-tam, schellen, bongo's, conga's, 3 kleine trommen, grote trom, buisklokken, klokkenspel, vibrafoon, xylomarimba, marimba), pauken, piano, harp, strijkers.
Eerste uitvoering: Maastricht, 07/05/1980, Limburgs Symphonie Orkest o.l.v. Ed Spanjaard.
Te verkrijgen via auteur.
Opname: L1 (ROZ) © 1980 L1.
De vier stukken voor orkest werden geschreven in de eerste vier maanden van het jaar 1979. Het was een van de werken die ik overhandigde voor het behalen van de Prijs voor Compositie in 1980.
Het eerste deel is inleidend; het bestaat uit slechts drie tonen: d-es-as. Deze intervalconstellatie is regulerend voor de samenklankopbouw van het hele werk.
Het tweede is een scherzo met trio waarna het scherzo (verkort) wordt herhaald. Het scherzo staat –ongebruikelijk- in een vijfdelige maat en bestaat uit twee delen. Het 'trio' in drie-vierde maat is eveneens tweedelig. De gevarieerde herhaling van het scherzo wordt gevolgd door een –in verhouding lange- bevestiging van het slot die sterk ritmisch is.
Deel II bewerkt voor piano door Peter Soeters (1982?).
Het derde deel is een mini-concert voor piano en orkest (de piano klinkt hier voor het eerst). Na een inleidende cadens door de piano begint een thema met variaties. Het thema klinkt in het orkest (zonder piano) en bestaat uit twee delen (a en b). De eerste zes variaties zijn gebaseerd op het a gedeelte van het thema: de piano is overwegend omspelend aanwezig. Dan volgt één keer b in de piano solo en het werk sluit met een korte coda.
Het laatste deel is vierdelig: A B A' C. Meer precies: A-B(afgeleid van A)-A' (variatie/ontwikkeling van A)-C (afgeleid van A). Het heeft een sterk contrapuntische opzet.
Inleiding (1-21).
Thema: (21-49): het thema is verdeeld over verschillende instrumenten mede vanwege de grote omvang maar vooral om ieder motief van het thema zijn eigen kleur (instrument) te geven. Dit beginsel wordt gedurende het gehele werk volgehouden. Het thema loopt feitelijk van 21-26 wordt dan onderbroken door een solo voor violoncello en gaat verder van 45 tot 49.
Divertimento (tussenspel) I (50-90).
Het thema (91-115) in de tegenbeweging (melodisch stijgend wordt dalend en omgekeerd). Het thema loopt feitelijk van 91-97 wordt dan onderbroken door een solo voor fluit en gaat verder van 110 tot 115.
Divertimento II (115-146)
canon I (147-156) De tweestemmige canon van het thema in de oorspronkelijke beweging (motus rectus) is wellicht moeilijk te volgen vanwege de verdelingen per motief over de instrumenten.
Afsluiting van A (164-206).
Hier zet de piano in en blijft deel van het orkest! Nu volgt een vergroting (verdubbeling van de notenwaarden) van het thema in motus rectus. Op de plaats waar eerder de onderbrekingen kwamen staat nu een fermate.
Het nu volgende gedeelte (166-184) kenmerkt zich door de ontwikkeling van een van de motieven met soli achtereenvolgens in de hobo, tenor saxofoon, viool en trombone. Een korte overgang leidt naar een lang fermate waarmee dit deel sluit.
Het thema klinkt ononderbroken in motus rectus.
Divertimento III: dit divertimento bestaat uit een solo voor de trombone en, na een verbind gedeelte (230-270), een solo voor viool.
Het thema klinkt in de tegenbeweging (motis contrarius).
Divertimento IV.
canon II Nu (312-321) klinkt het thema als tweestemmige canon maar met beide thema's in de tegenbeweging.
Een korte afsluiting: (321-325).
Een inleiding naar het meest complexe deel van het werk (326-356).
canon III: dit is een dubbelcanon; er is een tweestemmige canon met het thema in gelijke beweging (motus rectus) en tegelijkertijd een tweestemmige canon in de tegenbeweging (motus contrarius).
Slot (367-371).
Voor vierstemmig gemengd koor a capella. Speelduur 06'. Voltooid: april 1979.
Uitgever: DONEMUS.
Het werk werd geschreven in april 1979. Al tijdens de lessen gregoriaans op het conservatorium raakte ik niet alleen geboeid in de muziek maar ook in de teksten. Met name die van het offertorium (een van de wisselende gezangen per dag) trokken mij aan.
Het eerste is in motettechniek geschreven, dat wil zeggen dat ieder tekstdeel een aparte, vaak imiterend soms ook homophone, tekstbehandeling is toegewezen. In het Improperium komen deze beide vormen voor.
Het tweede deel is dubbelkorig geschreven (het koor splitst zich in twee delen). De bewegingen van koor 1 worden in koor twee in tegenbeweging (intervallen stijgend worden dalend en omgekeerd) geïmiteerd. Dit gebeurt met een tweestemmig begin in Illumina oculos meos (resulteert in vierstemmige zetting).
De rollen worden ook omgedraaid koor 2 zet driestemmig in en wordt geïmiteerd door koor 1: ne unquam obdormiam in morte: (resulteert in zesstemmige zetting). Het vervolg wordt door koor 1 vierstemmig ingezet en geïmiteerd door koor 2 in: Ne quando dicat inimicus meus (resulteert in achtstemmige zeting). Het laatste tekstdeel is (vierstemmig) homofoon: Ne quando dicat inimicus meus.
Het laatste deel is gebouwd over een gelijkblijvende frase met de tekst Domine die ook achterwaarts wordt gezongen (waarbij de tekst dan eminoD word). Meerstemmige en meer homofone gedeelten wisselen elkaar daarbij af.
Offertoria | |
---|---|
Psalmzondag | |
Improperium exspectavit cor meum: | Hoon verwacht mijn hart: |
et miseriam: | en ellende: |
et sustinui qui simul contristaretur, | ik wacht op wie met mij bedroefd is |
et non fuit | en niemand is er |
Improperium exspectavit cor meum: | Hoon verwacht mijn hart: |
et miseriam: | en ellende: |
consolantem me quaesivi, | een trooster gezocht |
et non inveni. | en niemand is gekomen. |
Et dederunt in escam meam fel | En zij geven mij gal te eten |
et in siti mea potaverunt me aceto. | en mijn dorst lessen zij met azijn. |
Vierde zondag na Pinksteren | |
Illumina oculos meos | Verlicht, mijn ogen, |
ne unquam obdormiam in morte, | dat ik nooit inslaap in de dood, |
Ne quando dicat inimicus meus: | Zodat mijn vijand nimmer zeggen kan: |
Praevalui adversus eum. | Ik heb hem overmeesterd. |
Sexagesima-zondag | |
Perfice gressus meos in semitis tuis: | Bevestig mijn schreden op uw paden: |
Ut non moveantur vestigia mea: | opdat mijn voetstappen niet wankelen: |
Inclina aurem tuam | Buig uw oor naar mij toe |
et exaudi verba mea: | en luister naar mijn woorden: |
Mirifica misericordias tuas: | Maak uw barmhartigheid wonderbaar |
qui salvos facis sperantes in te, Domine. | die redding brengt aan hen die in hem geloven, o Heer |
Het was een van de werken die ik overhandigde voor het behalen van de Prijs voor Compositie in 1980 .
Speelduur 08'. Voltooid: najaar 1979.
*Choral: So gehst du nun, mein Jesu hin
Eerste uitvoering: Peter Soeters (pf), Maastricht, 25/03/1980.
Te verkrijgen via auteur.
Dit opus is mijn eerste in publiek uitgevoerde werk. Het eerste deel is een koraalzetting in de zin van een instrumentaal werk waarin de koraalmelodie is opgenomen.
Een chaconne is oorspronkelijk een langzame dans met een stem (meestal de bas) die voortdurend onveranderlijk wordt herhaald. Deze wordt gecombineerd met vele vormen van tegenstemmen. Zo ontstaat een serie variaties over een gelijkblijvend gegeven. Hier klinkt het gelijkblijvend gegeven negen keer.
Het derde deel is een kort werk gebaseerd op de gecombineerde beweging van twee en van drie noten.
Het werd geschreven augustus/november 1979 en het was een van de werken die ik overhandigde voor het behalen van de Prijs voor Compositie in 1980.
Speelduur 04'. Voltooid: september 1979.
Eerste uitvoering: NN, 23/01/1981, Cecilia van Hoof (vlc), Peter Soeters (pf).
Wilma P. gewidmet.
Te verkrijgen via auteur.
Opname: L1 (ROZ) © 1981 L1.
Deze stukken werden geschreven voor mijn vrouw, die toentertijd cello studeerde.
Deel I is vrij van opzet over een kort gegeven in de violoncello.
Deel II is een A B A (sterk verkort).
Deel III is imiterend van opzet.
Speelduur: 07'. Voltooid: mei 1980, revisie: oktober 1983.
*Choral: Es steh’n vor Gottes Throhne
Eerste uitvoering: Maastricht, 27/10/1996, Roger Debougnoux (klar.), Roger Niessen (klar.) en Jolanda Wolters (fagot).
Te verkrijgen via auteur.
Opname: particuliere opname © 1980 JSL.
De compositie werd geschreven in mei/juni 1980.
Deel I bestaat uit drie keer de herhaling van de koraal. De eerste keer als koraal met twee tegenstemmen en tussen de regels korte tussenspelen. Vervolgens wordt de koraal twee gevarieerd, zodanig dat het karakter van iedere variatie een andere is.
Deel II is gebouwd op de mogelijkheden de tel in vijven en veelvouden van vijf te verdelen. Deze structuur is daarbij zodanig dat de tweede helft de terugloop is van de eerste.
Deel III is driedelig (een A B C). C lijkt eerst op een herhaling van A, maar na 13 maten wordt de herhaling afgebroken en volgt een vrij afsluiting.
Gedichten: R.M. Rilke, Voor stem en piano. Speelduur: 08'. Gecomponeerd 1979/80.
Eerste uitvoering: NN, 16/04/1980, Ingrid Schmithüsen (sopr) en Ed Gerits (pf).
Te verkrijgen via auteur.
Opname: L1 (ROZ) © 1980 (?) L1.
De gedichten zijn allen uit het Stundenbuch (1899/1903) van RM Rilke. 'Betrachte Sie' uit Stundenbuch III, 'Wir dürfen dich' uit Stundenbuch II nr 7, 'Ihr Mund' uit Stundenbuch III nr 24, en Lösch mir die Augen aus' uit Stundenbuch I. (© Insel verlag)
Zij werden gecomponeerd in juni 1980, januari 1979, augustus1978 en september 1979.
Op gedichten van Rainer Maria Rilke schreef ik eerder 'Alceste' opus 7 en later de liedcyclussen opus 19 en 21.
Voor 4 sopraan-, 4 alt-, 4 tenor en 4 basblokfluiten. Speelduur: 07'. Voltooid: 31/08 1980.
Op verzoek van Fiet Nafzger en Anette Habets.
Te verkrijgen via auteur.
Het werk werd geschreven op 23 juni en 29/31 augustus 1980.
In mei 1980 hadden twee docenten blokfluit aan het conservatorium mij gevraagd iets te schrijven voor blokfluitensemble. Feitelijk daardoor is dit werk ontstaan, ik zou anders niet op de gedachte zijn gekomen dit werk voor blokfluitensemble te schrijven. Ik kwam erop doordat mij tijdens het werken aan een stuk, zonder een voorstelling voor welke instrumenten het was bedoeld, opviel dat ik geen 'bas' als register had gebruikt. Aangezien de blokfluitbas als laagste toon een 'f' heeft, en dus feitelijk geen bas, herinnerde ik mij het verzoek.
Het werk bestaat uit twee delen.
Het eerste deel is driedelig, dat wordt ook in het gebruik van de instrumenten hoorbaar. Deel A is op zijn beurt driedelig: a wordt gespeeld door sopranen en alten, b door tenoren en bassen en c door alten en tenoren. Deze structuur wordt gedragen door een canontechniek. Deel B is tweedelig, goed te horen aan de sterke vertraging halverwege. Ook hier heeft de keuze van de instrumenten zowel naar klank als naar gedachte een dienende taak naar de structuur. Deel C is een gevarieerde herhaling van A.
Het tweede deel is gebaseerd op een gegeven van vijf noten in gelijke duur (in het begin kort). Het eerste gedeelte (A) ontwikkelt deze vijfnoten figuur in de waarde van achtsten. In B treedt de figuur op in kwartlengte. In C worden kwart- en achtstelengten gecombineerd. Na een kort deel(D) met alleen kwartlengten keren de achtstelengten terug in een andere maat (E) . Een korte coda (in lange noten en gebaseerd op de vijftonige figuur) sluit het werk.
Speelduur: 05'. Voltooid: december 1980.
Ed Gerits gewidmet.
Eerste uitvoering: Maastricht, 15/12/1982, Tonie Ehlen.
Te verkrijgen via auteur.
Beide delen werden geschreven in december 1980.
Voor 12 eerste violen, 10 tweede violen, 8 altviolen, 8 violoncelli en 6 contrabassen. Speelduur: 15'. Voltooid: augustus 1981.
* En er was ereis een vrouw
In opdracht van de Nederlandse Regering.
Uitgever: DONEMUS.
De delen werden geschreven in september (I) en december (II) 1980 en in januari (III) en februari (IV en V) 1981.
Het deel I is een fuga in de oude betekenis van het woord: namelijk bedoeld als canon. Hier is het thema in zichzelf een meerstemmig gegeven. Dit meerstemmig gegeven wordt herhaald in de tegenbeweging (stijgend wordt dalen en omgekeerd), van achter naar voren en in de combinatie van achter naar voren met tegenbeweging.
Schematisch:
register 1 | B (is A van achter naar voren) |
register 2 | A gegeven 1-36 |
register 3 | C (is A in de tegenbeweging) |
register 4 | D (is A van achter naar voren en in tegenbeweging) |
Het deel II is een thema met elf variaties (samen twaalf delen).
Het deel III is gebaseerd op een kinderlied. Het kinderlied 'en er was ereis een vrouw' is een van de eerste kinderliedjes waarvan ik mij kan herinneren dat ik dat als kleuter heb gezongen. Ik ken de tekst en melodie nu noch.
En er was ereis een vrouw
die koeken bakken wou,
en dat meel
dat wou niet rijzen.
En de pan viel om,
en de koeken waren krom
en die man heet
Jan van Gijzen.
Hier is het lied in een zodanige vergroting gezet dat het dit gehele derde deel omspant.
Het deel IV is een snel driedelig deel en gaat over in V (de Coda).
Speelduur: 08'. Voltooid: maart 1981.
* Variaties over Het daghet inden oosten
Eerste uitvoering: Maastricht, 11/04/1981, Jos Kamp (vlc).
Te verkrijgen via auteur.
Opname: L1 (ROZ) © 1981 L1.
De twee stukken werden geschreven in februari/maart 1981.
Het eerste deel bestaat feitelijk uit twee delen : een langzame inleiding (Breit) en een snel deel (Lebhaft). Dit Lebhaft is opgezet in canontechniek tot halverwege het werk. Daar volgt in een vertraging de terugloop van het geheel en dus ook van de canon. Het geïmiteerde (wat in de eerste helft de comes was) wordt dat wat geimiteerd wordt (namelijk dux). Feitenlijk wordt het hier een canon in de kreeftegang.
Het tweede deel bestaat uit variaties over een oud Nederlands volkslied. Het volkslied zelf wordt door de octaveringen vervreemd van zijn melodische volgorde. Er volgen acht variaties, of beter gezegd ontwikkelingen : een gegeven uit het lied wordt zelfstandig verwerkt.
Gedichten: Clare Ebden, Voor stem en piano. Speelduur: 04'.
Geschreven op verzoek van Ed Gerits.
Te verkrijgen via auteur.
Deze korte liederen werden geschreven in mei 1981.
Speelduur: 27'. Voltooid: juni/juli 1981.
Geschreven in het kader van een dansproject dat uiteindelijk geen doorgang heeft gevonden
Eerste uitvoering: Heerlen, 30/08/1981, Paulien Ten Koppel (klar.) en Arno Dieteren (pf.).
Te verkrijgen via auteur.
Opname: particuliere opname © 1981 Paulien Ten Koppel en Arno Dieteren.
Het werk werd geschreven in de maanden mei/juni 1981
Het eerste deel (12') is in een sonatestructuur (met drie thema's) geschreven. Het eerste deel is in vier blokken van twee minuten, vier minuten, twee minuten en vier minuten, een regelmatige verdeling. De eerste twee minuten en de twee volgende zijn een pre-expositie; de drie hoofdgedachten (es-es-e) komen voor echter zonder referentietoon-tegenstelling tussen de eerste twee. Dan volgt de expositie (4')met de drie hoofdgedachten (nu wel met referentietoon-tegenstelling tussen de eerste twee es-bes-bes ) een verwerking (2') en een re-expositie(4') met de herhaling van de drie (es-es-e) hoofdgedachten (zonder referentietoon-tegenstelling tussen de eerste twee). Dit deel sluit met lange cadens voor pianosolo.
Het tweede deel (6') bestaat uit drie blokken van ieder twee minuten. Het begin van het eerste deel doet inleidend aan (1-14) alsof het werk pas (na een vertraging) effectief (met een a tempo) in maat 15 begint. In maat 61 begint het middendeel dat gekenmerkt wordt door de vele zich herhalende figuren. Dit deel gaat bijna ongemerkt over in een licht gevarieerde herhaling van het begindeel, zij het dat het begint op de 'maat 15' (in het a tempo na de voorafgaande vertraging).
Het derde (9,5') deel heeft in het groot als schema de vorm: A B C-(cadens) B A. Het eerste deel(A) is een ontwikkeling over een gegeven dat de klarinetsolo inzet. In maat 122 begin B, de vorige 6/8 maat gaat over in een 2/4, die in 211 terugkeert naar de 6/8: het middendeel C begint. Dit deel eindigt in een langere klarinetsolo. Hierna herneemt B de beweging in 2/4 en volgt een herhaling van A. Het werk wordt afgesloten met een cadens voor beide instrumenten en een kort slotbevestiging.
Gedichten: R.M. Rilke, Voor stem en piano. Speelduur: 04'. Gecomponeerd augustus 1981.
Te verkrijgen via auteur.
Deze drie korte liederen werden geschreven in de maanden mei(I) en augustus (II en III) 1981.
Duineser Elegien is de titel van een bundel met tien elegieën (klaagzangen, meditatieve gedichten) die R.M. Rilke schreef tussen 1912 en 1922.
Op gedichten van Rainer Maria Rilke schreef ik eerder 'Alceste' opus 7 de liedcyclussen opus 12 en (later) opus 21.
Voor 2 trompetten, hoorn, trombone en bastuba. Speelduur: 09'. Voltooid: oktober 1985.
Eerste uitvoering: Maastricht, 25/04/1984, studenten van het Conservatorium Maastricht.
Te verkrijgen via auteur.
Het werk werd geschreven in september (I, II) en oktober (III, IV en V) 1981.
Deel I (Langsam) is duidelijk tweedelig en heeft een inleidend karakter.
Deel II (lebhaft) is een kanon met een thema verdeeld over twee instrumenten (vanwege de omvang). Het thema klinkt als eerste in de trompet 2 en hoorn en wordt geïmiteerd in de tuba/trombone, ritmisch in de dubbele notenwaarde. Tijdens de voortzetting van deze vergroting is er een tweede imitatie; het thema in de tegenbeweging (stijgende intervallen worden dalen en omgekeerd) is in de trompet2 en hoorn. Dit wordt opnieuw geïmiteerd in de vergroting in tuba en trombone. Wanneer deze imitatie is voltooid sluit het werk. Trompet 1, trompet 2 en hoorn spelen vrije tegenstemmen als zij niet een thema hebben.
Deel III (met de kwart als MM 80) combineert twee verschillende karakters: een recitatief met een rustige platteland-wals (Ländler). De opeenvolging is Rezitativ-Ländler I-Ländler II-Rezitativ II.
Deel IV ((Sehr belebt) is een korte zeer vrije Fuga (compositie met vele herhalingen van een gegeven). Het thema is in motieven verdeeld over de instrumenten, dat geldt ook voor de tegenstemmen. Nadat het thema drie keer heeft geklonken (expositie) volgt een tussenspel van vier maten. Na één inzet (re-expositie1) is er een tussenspel (divertimento) van één maat. Nu volgt een gedeelte (expostie) met drie inzetten van een tweede thema, gevolgd een lang ontwikkelend tussenspel. Het volgende deel heeft drie inzetten van een derde thema en één keer het eerste thema. Na één maat tussenspel klinkt twee keer het thema 2 en vervolgens een combinatie van de drie thema's.
Het deel V (Lebhaft) is kort en snel en een variant van deel I. Het functioneert als levendig naspel.
Gedichten: R.M. Rilke. Speelduur: 11'. Voltooid: januari 1982.
* Choral: Die Nacht ist kommen
Geschreven voor de Internationalen Studienwoche Zinzig 1982.
Eerste uitvoering: Zinzig, 11/08/1982, Ingrid Schmithüsen (sopr.) en Bertold Wicke (orgel).
Te verkrijgen via auteur.
Opname: WDR III © 1982 WDR.
De gedichten zijn genomen uit het Stundenbuch (1899/1903): das Buch vom Mönchischem Leben nr XXX en XXXVI van RM Rilke. (© Insel verlag)
Het werk werd geschreven in eind december 1981 en begin januari 1982. Het bestaat uit een aaneenschakeling van verschillende karakters die ieder hun uitdrukking in te onderscheiden gestiek vinden. Het geheel werkt daardoor als een fantasie. De karakterverschillen vinden hun oorsprong in de tekst.
De Toccata is een voorspel. Met het Recitativ und Arioso begint de tekstuitbeelding van het eerste gedicht en gaat tijdens het 'kleines Prélude, tot de Variation I (over de toccata). De Variation II is een voorspel voor het tweede gedicht. Dit tweede gedicht begint in de Toccata double en duurt voort in het Intermezzo, de Choral en de Variation III (over de toccata met de koraal die kan, maar niet moet worden gezongen door een koor), tot in de Schluss.
Op gedichten van Rainer Maria Rilke schreef ik eerder 'Alceste' opus 7 de liedcyclussen opus 12 en opus 19.
Speelduur: 05'. Voltooid: februari 1982
Opdracht: Petra Maria A. zur Freude.
Te verkrijgen via auteur.
Het werk werd geschreven in drie dagen op 09(I), 08 (II) en 07/08 (III) februari 1982.
Boven het eerste deel staat 'Tänzerisch', dit is echter meer een karkateraanduiding dan dat er hier sprake is van een dans. Een eenduidige dans wordt verhinderd door de combinatie van een vier- en driekwartsmaat die beide in dat karakter worden uitgevoerd. Na 16 maten (vierkwart) (a) is er een -twee maten durende- abrupte tempowijziging: veel langzamer (b). Daarna in hoofdtempo een variatie/ontwikkeling van a en ook hier volgt b. Dan een verkorte a en met b sluit het deel.
Het langzaam deel II heeft een spiegelstructuur: in maat 12 wordt de muziek achterwaarts uitgevoerd en leidt zo natuurlijk tot een afsluiting wanneer zo weer maat 1 wordt bereikt.
Deel III is kort en tweedelig, waarbij het tweede deel een ontwikkeling is van het eerste.
Eendelig. Speelduur: 10'. Voltooid: lente 1982.
In opdracht van het Fonds van de Scheppende Toonkunst.
Eerste uitvoering: Maastricht (OLV Basiliek), 29/06/1982, Tjeu Zijen.
Uitgever: DONEMUS.
Opname: L1 (ROZ) © 1982 L1.
Het werk, zeven stukken (partites) naar een koraalzetting van eigen hand, werd geschreven de maanden februari/maart 1982.
Na de koraal volgen er vijf variaties die worden afgesloten door een finale. De variaties (partite 2 t/m 5) volgen een klassiek principe, namelijk dat van een uitgeschreven versnelling door het gebruik van steeds kleinere notenwaarden. Partite zes is een adagio in variabele structuur: dat wil zeggen dat de structuur in zijn geheel vast staat maar dat er tijdens de realisering van die structuur mogelijkheden tot improvisatie zijn gegeven. Finale (partite zeven) betekent hier letterlijk; een afsluitend gedeelte dat nog wordt bevestigd door een zeer korte (zeven maten durende ) coda.
Kammeroper. Speelduur: 60'. Gecomponeerd: 06/07/1982.
Text: Hugo von Hofmannsthal, libretto: John Slangen/ Christoph Amrhein.
Geschreven op verzoek van Maria en Christoph Amrhein voor Johannes Geffert en de Kantorei der St Kreuz Kirche in Bonn.
Eerste uitvoering: 19 IX 1985, Heerlen.
Regie: Christoph Amrhein.
Solisten: Ingrid Schmithüsen (Mädchen), Gemma Visser (Mutter), Math Dirks (Freund), Peter Kokkelmans (Tod), Spreekstem: Christoph Amrhein (Claudio)
Voorbereiding koor: Peter Kokkelmans
Leden van het Limburgs Symphonie Orkest, het Ensemble Contraint en het Limburgs Vocaal Ensemble o.l.v. Arno Dieteren.
Pianouittreksel (opus 24b)
Te verkrijgen via auteur.
Opname: L1 (Radio Omroep Limburg) © 1985 L1.
Claudio heeft zijn leven vooral gebruikt om op een aangenaam oppervlakkige manier te genieten. Oud geworden ontdekt hij dat hij diepgang in zijn leven heeft gemist en ervaart dat als een tekortkoming. Als de Dood voor hem staat vraagt hij uitstel 'Ich habe nicht gelebt'. De Dood is echter onverbiddelijk en toont hem de grote kansen die hij heeft gehad: achtereenvolgens zijn door hem verwaarloosde moeder, de zelfzuchtige instelling naar en veronachtzaming van de liefde van het meisje, en de uitbuitende en minachtende houding naar zijn vriend. Hiermee geconfronteerd berust Claudio; 'Da Tod mein leben war, sei du mein leben. Tod'.
Veelvuldig verwerkt is het Duitse volkslied lied: 'Es kommt ein Schnitter, der heisst Tod' Het werkt als een 'Leitmotiv-achtig' bindmiddel door alle delen van de opera heen.
Gedichten: Nicolaus Lenau. Voor stem en piano. Speelduur: 05'. Voltooid: november 1982.
Eerste uitvoering: Maastricht, 24/02/1984, Peter Kokkelmans (tenor) en Tonie Ehlen (pf).
Te verkrijgen via auteur.
De liederen werden geschreven in november 1982 onmiddellijk aansluitend aan de uitvoeringen van mijn opera 'Der Tor und der Tod'.
Ik las al geruime tijd het verzamelde werk en ook de gedichten van Lenau (1802-1850) en werd getroffen door de sombere toon en beeldspraak van de poëzie. Als uit het niets, alsof het een soort ontlading was, ontstonden in korte tijd deze liederen.
De titel heb ik zelf aan dit werk gegeven, in elk van de gedichten wordt de duisternis van de nacht aangesproken: 'Unergründlich süße Nacht', 'In Schlummer ist der dunkle Wald gesunken', 'Schlaflose Nacht' en in de titel 'Winternacht'.'
Bitte
Weil' auf mir, du dunkles Auge,Stimme des Windes
In Schlummer ist der dunkle Wald gesunken,Mein Herz
Schlaflose Nacht, der Regen rauscht,Winternacht
Vor Kälte ist die Luft erstarrt,Speelduur: 14'. Voltooid: 1983.
* n.a.v. de geboorte van Catherine Delnooz
** n.a.v. de geboorte van Birgit Wetzels
Eerste uitvoering: Tonie Ehlen (pf), Maastricht (?), 05/01/1985.
Te verkrijgen via auteur.
CD: 5 eeuwen Maastrichtse Muziek © 2001 Conservatorium Maastricht.
Dit werk kent een langere ontstaansgeschiedenis. De stukjes werden als losstaande composities geschreven en op zekere dag gebundeld in deze volgorde.
De stukken werden geschreven in: 1/2 (1981 tijdens een vakantie in Esztergom, Hongarije), 3/4/5 (1983), 6(1982) 7/8/9 (1983) en 10 (1979)
Wolfgang Güdden bewerkte deze stukken voor klein ensemble.
Voor trombone en piano. Speelduur: 11'. Gecomponeerd/voltooid: juli 1983.
Op verzoek van Harrie Ries en Ed Gerits.
Opdracht: Voor Bertje.
Eerste uitvoering: Heerlen, 11/03/1985, Harrie Ries (trb) en Ed Gerits (pf)
Te verkrijgen via auteur.
Praescriptum (voorschrift: een verwijzing naar de voorgeschreven handelingen om op het instrument muziek uit te voeren) werd geschreven in de maanden juli (I), maart/mei (II) en juni (III,IV) van 1983.
Het werk laat over de delen verdeeld een steeds sterkere binding aan de tijd (tempo en teleenheid) zien.
In deel I is het tempo steeds een inschatting van de speler en wisselt voortdurend. Het samenspel wordt ook sterk door de inschatting bepaald (variabele structuur), waardoor het –terecht- een sterk improvisatorische indruk maakt.
In deel II hebben beide spelers vrije en aan de tel gebonden passages al dan niet onderling gecombineerd. Basaal zijn er vier mogelijkheden: beiden vrij, de een vrij en de ander gebonden, de ander gebonden en de een vrij, beide gebonden.
Deel III is een canon; de imitatie is gebaseerd op het aantal noten waaruit de onderscheiden motieven bestaan. De canon wordt herhaald waarbij de stemmen van plaats wisselen: wat trombone was wordt piano en omgekeerd. Uiteraard zijn hier aanpassingen aan de zetting noodzakelijk.
Deel IV is een korte fuga waarbij het fugathema ritmisch is en in de verwerkingen karakterveranderingen ondergaat omdat het in een ander metrisch schema wordt geplaatst.
Voor fluit en piano. Speelduur: 12'. Voltooid: mei 1984.
Eerste uitvoering: Maastricht, 22/04/1986, Heleen de Witte (fl) en Tonie Ehlen (pf).
Te verkrijgen via auteur.
In die tijd was ik nogal pessimistisch gestemd over de positie van hedendaagse muziek in de maatschappij en mijn eigen plaats daarbinnen. De titel -onheilbrengend- is daar een neerslag van. Welk onheil zou mij door deze compositie beschoren zijn?
Het werk werd geschreven in mei (I) en april (II en III) 1984. Het eerste deel is een eigentijdse bewerking van het lied 'Frühlingsglaube' (Uhland) van K.F. Curschmann (1805-1841) een indertijd zeer gewaardeerd liederencomponist.
Het tweede deel is een canon, maar de elementen van de kanon zijn niet hoogte en/of duur maar de opeenvolging van legato (aan elkaar gebonden noten) en staccato (los van elkaar gespeelde noten). Het articulatie thema klinkt eerst in de fluit, dan in de piano. Vervolgens in de fluit met de piano als nevenlaag ,dan in de piano met de fluit als nevenlaag.
Een passacaglia is oorspronkelijk een (langzame) dans die bestaat uit een voortdurend herhaalde stem (meestal de bas) en daarboven steeds andere tegenstemmen. Ook hier is de voortdurende herhaling (het ostinaat) een articulatie. Het klinkt achtereenvolgens in de fluit(solo), in de piano (solo), verdeeld over fluit en piano, in de piano (fluit als nevenstem), in de fluit (piano als nevenstem), in allebei de fluit en de piano.
Voor violoncello en piano. Speelduur: 04'. Voltooid: 23/09/1984.
Op verzoek van Jos Kamp.
Eerste uitvoering: Heerlen, 20/12/1984, leerlingen (kinderen!) van de Muziekschool Heerlen.
Te verkrijgen via auteur.
Vijf Variaties voor violoncello en piano over het volkslied 'Altijd is Kortjakje ziek'.
Het thema (variatie I) is verdeeld tussen piano en violoncello. De tweede variatie speelt het thema in secunden (over octaven verdeeld),de cello ontwikkelt materiaal uit de melodie. De derde variatie is een ontwikkeling van met name het beginmotief in de piano met de cello als vrije stegenstem. De vierde variatie is een tegenbeweging (intervallen in de tegenrichting van het origineel) in gelijke notenwaarden in de violoncello, de piano heeft akkoorden een ritme dat telvrij is (dient te worden ingeschat naar plaatsing binnen de maat). De vijfde variatie is een ontwikkeling waarbij de opeenvolging van de delen afhankelijk is van de inschatting van de beide spelers (variabel). Een korte afsluiting herinnert aan het oorspronkelijk begin van de melodie in de cello.
Bezetting: 2 violen, altviool en violoncello. Speelduur: 14'. Voltooid: januari 1988.
Eerste uitvoering: Maastricht, 23 10 1985, Elke Seynsche (vl), Patrick Heckmans (vl), Christoph Klein (vla) en Francesco D'Arcangelo (vlc).
Te verkrijgen via auteur.
Opname: Stichting Intro © 1985 Stichting Intro.
Het werk is genoemd naar de god van geluk, ongeluk en het lot uit de Griekse mythologie. Vanuit de wat pessimistische gedachte ´wat zal de compositie van dit werk mij brengen`.
Op de televisie zag ik een uitzending met historische opnamen over het vroeg twintigste -eeuwse leven op het platteland van het Russische Tsarenrijk. Twee vrouwen zongen, gedeeltelijk zelfs tweestemmig, een volkslied dat mij direct aansprak. Ik noteerde de muziek om hem niet te vergeten. Uiteraard heb ik heb geen idee wat de tekst betekent of in welke streek deze opname was gemaakt.
Het werk werd geschreven in augustus/oktober 1984 en januari 1985.
Het kwartet begint met een furieus voorspel. Deel I is een opeenvolging van het volkslied met zeven variaties. De eerste variatie is een reductie van het melodisch materiaal van het thema en de tweede een ritmische reductie van het thema. De derde variatie gaat voort op het idee van de ritmische reductie: de cello speelt het ritme van het thema in de accenten van de doorgaande noten. De vierde variatie volgt de zinsstructuur van het thema in de opeenvolgende klankvelden. De vijfde variatie brengt het thema in de verkorting en in tegenrichting van de intervallen binnen een drukke beweging van de andere instrumenten. In de zesde variatie klinkt het ritme van het thema –achter de kam- in de cello. De zevende variatie brengt een vergaande verkleining van het thema en ontwikkelt dat.
Na een kort tussenspel (adagio molto) volgt deel II (Con Fuoco). Na een furieus begin (A) en na tot rust te komen gaat dit over in (B) waarin het ritme is gegeven maar de spelers kunnen kiezen uit een gegeven toonvoorraad. Geleidelijk gaat dit over in voorgeschreven toonhoogte in een telvrij ritme (zo snel mogelijk). Het volgende C is gekarakteriseerd door een 'seht zart' en kenmerkt zich door de vele tremolo's. Hierna volgt een deel D dat 'Wild' met 'Ruhiger' afwisselt. Dan volgt een variant op B en na opnieuw (E) een 'sehr zart' met vele tremolo's volgt een herhaling van A con fuoco waarna het werk met een korte coda sluit. Schematisch A B C D B' E A.
Voor stem en piano. Speelduur: 07'.
Eerste uitvoering: Heerlen, 03/12/1989, Marja Schermerhorn (sopraan) en Marianne Habets (pf).
Te verkrijgen via auteur.
Opname: NOS © 1989 NOS.
Zoals de titel al aangeeft is dit een bundeling van liederen die verspreid door de tijd werden geschreven, respectievelijk in 1982, '84, '84, '83, '83, '86 en datum onbekend (na '81).
Gedichten: W. Kusters. Bezetting: stem, 2fl 2 hob 2kl(baskl) 2fag 4hr 2trp 2trb tb 2perc vibr pf str(9 9 6 6 2). Speelduur: 10'. Voltooid: juni/juli 1985.
Te verkrijgen via auteur.
De eerste versie van deze compositie was er een voor stem en piano in februari 1985. Al snel kwam ik tot de gedachte deze uit te werken voor stem en orkest. De instrumentatie gebeurde in maart en april 1985.
De gedichten zijn genomen uit de bundel Carbone Notata (1979, © E.M. Querido B.V.)
De orkestgedeelten zijn instrumentale versies van de liederen en wel in omgekeerde volgorde:
Later schreef ik op gedichten van dezelfde dichter 'Twee liederen voor zangstem en 11 spelers' (opus 37).
Voor klarinet en piano. Eendelig. Speelduur: 10'. Voltooid: januari 1986.
Voor N. het onnoembare.
Eerste uitvoering: Schinnen (Ter Borg), 22/04/1986, Paulien ten Koppel (kl) en Arno Dieteren (pf)
Te verkrijgen via auteur.
Opname: NOS © 1986 NOS.
Telgang werd geschreven in de periode oktober1985/januari 1986. Het werk is opgedragen aan Matty Niël, mijn compositieleraar. In die tijd waren wij nauwelijks nog met elkaar 'on speaking terms'. Ik durfde zijn naam toen niet voluit op de partituur te schrijven om elke reactie van hem te vermijden. Hij was overigens wel tijdens de eerste uitvoering van Telgang aanwezig (zonder te weten dat dit werk aan hem was opgedragen).
De titel is ontleend aan een beweging zoals die bij vierbenige dieren voorkomt: de benen bewegen paarsgewijs evenwijdig in plaats van kruiselings. Hier heeft deze naamgeving vooral betrekking op de wijze van wel of niet tellen van een gegeven teleenheid van beide spelers.
Het eendelige werk heeft verschillende in elkaar overgaande delen. Deel A bestaat uit vier delen. Het eerste gedeelte(a)- beide spelers tellen gelijktijdig - is gebaseerd op het begin van de sequens Dies Irae uit de gregoriaanse dodenmis.
In het volgende (b) deel telt de ene speler (piano) wel, de andere (klarinet) heeft een telvrij (in te schatten) ritme, dan tellen beide niet (!) met een telvrij ritme en vervolgens telt de ene speler (klarinet) wel, de andere (piano) heeft een telvrij (in te schatten) ritme.
Nu volgt een deel (c) waarin de klarinet een voorgeschreven melodie heeft en de piano een voorgeschreven ritme en kan kiezen uit een gegeven toonvoorraad. Na (d) beiden kort telvrij te zijn geweest heeft de piano een gegeven partij en de klarinet een telvrij ritme.
In het nu volgend deel B heeft de klarinet drie partijen (e,f,g) en de piano drie partijen (h,i,j) Deze zijn onderling vrij te combineren, dat wil zeggen dat bijvoorbeeld e kan worden gecombineerd met zowel h,i of j. Hier speelt ieder één regel.
Nu volgt een deel C dat in het begin (k) erg aan a doet denken. Vervolgens een gedeelte voor piano solo (l).
Nu volgt een herhaling van B alleen moeten er nu twee van de drie regels worden gespeeld.
Nu volgt D met in (m) in de klarinet multiphonics (meerklank) en in de piano akkoorden, dan een deel (o) dat wordt gekarakteriseerd door de clusterakkoorden in de piano.
Nu volgt opnieuw B, nu worden alle drie de regels gespeeld.
In E worden in (p) de multiphonics in de klarinet verder uitgewerkt en gecombineerd met melodische figuren, de piano speelt strikt akkoorden en daarna (q) veranderen de akkoorden in snelle bewegingen.
Schematisch (een rondo met gevarieerde coupletten dat met een refrein begint) A B C B' D B' E.
Een woord van dank is hier op zijn plaats aan Paulien, die mij erg geholpen heeft met het oplossen van enige technische kwesties (met name de multiphonics).
Voor violoncello-solo. Speelduur 10'. Voltooid: 10/03/1986.
Eerste uitvoering: Maastricht, 29/04/1986, Alexander Petrasch (vlc).
Te verkrijgen via auteur.
Opname: NOS © 1986 NOS.
Vier/sprong, een toespeling op de strijkstok die heen en weer wisselt tussen de vier snaren van de cello, werd geschreven in december 1985 (I en II), maart (III) en mei (IV) 1987.
Deel I is tweedelig; een eerste gedeelte boven een snel gestreken laagste snaar (orgelpunt C) en een gedeelte waarbij de beweging is gekenmerkt door de combinatie van één, twee , drie of vier noten.
Deel II combineert klankleurtechnieken met snel herhalende groepen van twee en drie noten (ook in kwarttoonafstand).
Deel III is een meerduidige structuur. De volgorde van de 8 delen staat niet vast en wordt geregeld door de volgende mogelijkheden van volgorde (er kan begonnen worden op 1,4,5,of 8):
1 2 3 4 5 6 7 8 | 4 3 2 1 8 7 6 5 | 5 6 7 8 1 2 3 4 | 8 7 6 5 1 2 3 4 |
1 2 3 4 8 7 6 5 | 4 3 2 1 5 6 7 8 | 5 6 7 8 4 3 2 1 | 8 7 6 5 1 2 3 4 |
Deel IV begint met een deel (a) gebaseerd op repeterende tonen en wordt gevolgd door een deel (b), waarin het hoofdtempo met een rustiger tempo ( kwartnoot = 80) wordt afgewisseld. Het kenmerkt zich door de combinatie van snelle noten en rustigere flageoletten (fluittonen). Daarna keert een beweging terug (c) die sterk doet denken aan de tweede uit deel I. Hierna sluit het werk met een prestissimo fragment en een korte afbouw.
Gedichten: M.Vrijman (L.D.). Speelduur 35'. Voltooid: januari 1986.
In opdracht van Louk Dubois.
Eerste uitvoering: Maastricht, 07/09/1987, Eric Hermans (stem) en Tonie Ehlen (pf).
Te verkrijgen via auteur.
Opname: particuliere studio opname © 1987 JSL.
Het werk werd geschreven in juni-augustus en oktober 1986-januari '87. De teksten zijn genomen uit de bundel ´Oorspronkelijken en Anderen', later schreef ik een aantal liederen uit dezelfde bundel (opus 36).
Het declamatorium (gesproken tekst met muziek) als zelfstandige kunstvorm is in de twintigste eeuw sterk in onbruik geraakt. De oorspronkelijke naam ´melodrama´ heeft in het Nederlands een uitgesproken negatieve betekenis: er wordt een overdreven emotioneel gedrag mee bedoeld.
In de geschiedenis van de muziek is het declamatorium sterk vertegenwoordigd. Beroemd waren de melodrama´s van Georg Anton Benda en de later levende Max von Schillings. Ook Schumann en Richard Strauss schreven melodrama´s (om slechts enkele te noemen). Ook in opera´s komen fragmenten als melodrama voor.
Het idee sprak me aan. Een muziek, in onderscheidde mate afhankelijk van een tekst die niet gereciteerd of gezongen maar gesproken wordt. Met name de wijze van afstemming van de muziek en de timing van het gesproken woord interesseerde me.
Na een voorspel (Presto) volgt de korte tekst 'De Kolossen' waarna een op het voorspel gebaseerd naspel volgt. 'Voorzichtig' voor stem alleen heeft een rustiger karakter en wordt –met piano- gevolgd door een citaat uit 'Storm'. Deze tekst is als citaat tussen de diverse teksten geplaatst, hier uit het middendeel van deze tekst.
Na een voorspel volgt 'We vormen' op een herhalend akkoord. Het sluit na een kort naspel aan op 'Ontevredenheid' (met wisselende ostinaat-tremolo's) en na een tussenspel volgt een tweede citaat uit 'Storm'(de begintekst en de reeds geciteerde regels).
Na een kort voorspel volgt 'Zweven' voor stem alleen.
Na een voorspel volgt 'Tijdmeters' de muziek staat stil: het is een zich herhalende beweging van twee tonen.
Na een naspel volgt 'Belangstellenden' voortdurend begeleidt door wisselende ostinaten (gelijkblijvende figuren). Dit deel sluit met een voorspel meteen aan op 'Dikke'.
Nu volgt een presto dat is gebaseerd op het eerste presto.
'Er is een breuk' is weer voor stem alleen. Na een voorspel volgt 'Storm', dat reeds gedeeltelijk geciteerd werd en nu helemaal wordt gesproken.
Na een naspel volgt “De weg' voor stem alleen en na een kort voorspel 'Druïdes werkplaats' dat gedeeltelijk niet en gedeeltelijk wel van muziek is voorzien.
Een verkorte versie van het presto sluit het werk.
Schematisch:
voorspel (presto) | De Kolossen | met muziek | - |
voorspel (presto) | Voorzichtig | stem alleen | - |
voorspel | Citaat uit Storm | met muziek | naspel |
- | We vormen | gedeeltelijk stem alleen/gedeeltelijk met muziek | - |
- | Ontevredenheid | met muziek | - |
voorspel | Citaat uit Storm | met muziek | - |
voorspel | Zweven | stem alleen | - |
voorspel | Tijdmeters | gedeeltelijk stem alleen/gedeeltelijk met muziek | naspel |
- | Belangstellenden | met muziek | - |
voorspel | Dikke | met muziek | - |
voorspel (presto) | Er is een breuk | stem alleen | - |
voorspel | Storm | met muziek | naspel |
- | De weg | stem alleen | - |
voorspel | Druïde's werkplaats | met muziek | naspel (presto) |
Gedichten: M.Vrijman (L.D.). Bezetting: zangstem, viool, klarinet en violoncello. Speelduur 18'. Voltooid: januari 1990.
In opdracht van Louk Dubois.
Eerste uitvoering: Maastricht, 06/11/1991, Adrienne Coenegracht (sopr), Anette Krohne (vl), Huub Hellebrand (kl) en Ulrike Ley (vlc).
Te verkrijgen via auteur.
Opname: particuliere studio opname © 1991 JSL.
Dit is mijn tweede compositie op teksten van M. Vrijman (L.D.). Eerder schreef ik een declamatorium voor stem en piano (opus 35).
Liederen kent een lange ontstaansgeschiedenis verspreid over een drietal jaren: Oorspronkelijken (februari 1988), Moeder nacht en Voorspel (oktober '88), Anderen (januari '89), Doen (september '89), De zachte wind (oktober/november '89) en Een goede boodschap (januari '90).
Schematisch:
Voorspel | Allegro kwart=152 |
Oorspronkelijken | Calmo kwart=60 |
Anderen | Agitato molto kwart=104 |
Doen | kwart=108 |
Een goede boodschap | kwart=88 |
De zachte wind | kwart=100 |
Moeder nacht | Misterioso, tranquillo kwart=76 |
Gedichten: W.Kusters. Bezetting: stem, fl hob kl fag hrn pf 2vl vla vlc cb. Speelduur 06'.
Twee met elkaar verbonden delen:
Geschreven in opdracht van de Provincie Limburg voor het tweede lustrum van Ensemble Contraint.
Opgedragen aan de Dood.
Eerste uitvoering: Maastricht, 22/03/1991, door Wilke te Brummelstroete (sopr) en het Ensemble Contraint o.l.v. Arno Dieteren.
Uitgever DONEMUS.
Opname: L1 (Radio Omroep Zuid) © 1991 L1.
Het werk werd geschreven in december 1988 en geïnstrumenteerd in januari 1989.
Het gedicht Elis is genomen uit de bundel 'het leven op stoomschepen' en Een deur van lood uit 'Laatst' (© EM Querido's Uitgeverij B.V.). De muziek volg sterk de structuur van de indrukwekkend mooie gedichten van Wiel Kusters.
Het is overigens een van mijn eerste werken in digitale muzieknotatie (in het toen vigerende programma Professional Composer).
Voor piano. Eendelig. Basistempo kwart=100. Speelduur 06'. Voltooid: 05/01/1992.
Op verzoek van Tonie Ehlen.
Opgedragen aan Tonie Ehlen.
Eerste uitvoering: Maastricht, 18 IV 1991, Tonie Ehlen.
Te verkrijgen via auteur.
Opname: L1 (Radio Omroep Zuid) © 1991 L1.
Kringloop is een serie van twaalf variaties en ontwikkelingen gebaseerd op twee maten van deel twee van de 'Sechs kleine Variationen für Klavier' (1975) van Matty Niël.
Dit werk is een eerbetoon aan mijn leraar compositie in Maastricht. Het werd gedeeltelijk in 1989 (I t/m IV, VI en IX) en in 1990 (V, VII, VIII, X, XI en XII) geschreven en vond zijn definitieve vorm in 1991. De delen I/IV werden begonnen onder de indruk van het overlijden en de teraardebestelling (mei 89) van Matty Niël.
Het werk bestaat uit de opeenvolging van meer instrumentale en meer 'vocale' gedeelten.
De eerste twee maten zijn het citaat van Niël: het bestaat uit twee bewegingen (motieven). Variatie I ontwikkelt kort het eerste motief, dan een verkorting van het tweede (met imitatie) en herhaalt de korte eerste ontwikkeling.
Variatie II ontwikkelt motief één en (de verkorte) twee op een andere manier tegen de achtergrond van een meer virtuoze zetting van zich herhalende tonen.
Variatie III geeft een meerstemmige (contrapuntische) verwerking van de twee motieven, het tweede is daarbij volledig.
Variatie IV ontwikkelt vooral motief een. Een tweede laag ontwikkelt van nevenstem naar hoofdlaag.
Variatie V (agitato) is sterk akkoordmatig; de akkoorden ontstaan uit een onder elkaar plaatsen van de eerste noten van motief twee. Het karakter is een voortzetting van de zojuist belangrijk geworden hoofdlaag: agitato.
Variatie VI (espressivo molto), Na een afbouw van het agitato van het vorige deel volgt een strikt tweestemmige zetting, waarin de motieven een en twee quasi vocaal worden verwerkt.
Variatie VII (agitato) is weer een snel 'bewogen' met name over motief een.
Variatie VIII wisselt het karakter van een meerstemmige zetting met die van een melodie met een nevenlaag (begeleiding), met name weer over beide motieven.
Variatie IX (Wild) heeft weer een virtuoos karakter en is sterk op motief twee gebaseerd.
Variatie X is een melodische hoofdstem (motief een) met twee nevenlagen (begeleidingen).
Variatie XI (espressivo molto)is weer een strik tweestemmige quasi vocale zetting over beide motieven.
Variatie XII (agitato) is een virtuoze slotvariatie uitlopend in de twee citaatmaten van Niël.
voor klavecimbel en alt-blokfluit. Speelduur 07'. Voltooid: 03/04/1992.
Voor Tadé
Eerste uitvoering: Maastricht, 29/10/1999, Mathieu Vermeulen (a-blkfl) en Fons van de Linden (clav)
Te verkrijgen via auteur.
Opname: Stichting Intro © Stichting Intro 1999.
Naamtrek (verkorte handtekening) werd geschreven in maart/april 1992 en is een serie variaties over een onveranderlijke stem (ostinaat). Deze is op zijn beurt gebaseerd op een bas uit de aria 'When I am laid' uit Dido and Aeneas (1688) van Henry Purcell.
Dit ostinaat is als volgt verwerkt:
Twee tekstloze stukken voor vierstemmig gemengd koor. Speelduur 12'. Voltooid: 1993 (?).
Delen:
Te verkrijgen via auteur.
Koorden werd geschreven in eind maart/begin mei 1991 (deel 2) en eind september/begin oktober 1991 (deel 1). Om welke redenen dan ook heeft het zijn definitieve vorm pas gekregen in 1993(?).
Deel I kenmerkt zich door de vele imitaties en verwerkingen daarvan (fugato).
Nadat vier stemmen een ritme hebben voorgesteld (A: 1-26) volgt een verwerking daarvan met toegevoegde melodische fragmenten (B: 27-55). Nu volgt een herhaling van 'A' met een vaste toegevoegde tegenstem en vrijere melodische lijnen. (C: 56-82). Het vierde deel (D) verwerkt de imitatieritmen met die van de melodische lijnen (83-143) waarna het werk sluit met een klankveld.
Deel II is voor het overgrote deel een klankveld-compositie. Het eerste klankveld (A) bestaat uit drie delen: sopranen en alten (1-21), sopranen, alten en tenoren, bassen (22-51), alten, tenoren en bassen (52-85). Dit deel wordt besloten met een melodisch fragment in de bassen.
Het tweede subdeel (B) kenmerkt zich door de ritmische structuur die binnen de maat een vrij inschatting van het ritme mogelijk maakt. Daartussen mengen zich langere noten die steeds belangrijker worden. Uiteindelijk vallen de vrije inschattingen geheel weg en blijven de lange noten over (86--179).
Het derde subdeel (C) is geen klankveld; er zijn duidelijke melodische lijnen die gebaseerd zijn op een uitgangsopeenvolging van de toonhoogten.
Dit loopt uit op een afsluitend klankveld in de vrouwenstemmen: die vierstemmig klankveld (de vrouwenstemmen zijn verdeeld) wordt steeds verder uitgedund tot een pauze onvermijdelijk is (het einde van het werk).
Voor fluit en piano. Speelduur 15'. Voltooid: 1994 (Revisie november. december 1999).
Drie met elkaar verbonden delen:
Op verzoek Ottolien Otto en Tonie Ehlen.
In opdracht van de Provincie Limburg.
Opgedragen aan: Ottolien Otto en Tonie Ehlen.
Eerste uitvoering: Maastricht, 13 september 1995, Ottolien Otto (fl) en Tonie Ehlen (pf).
Te verkrijgen via auteur.
Opname: Radio-omroep L1 © 1995 L1.
Een EPACTA is het aantal dagen dat op de eerst januari verlopen is, sinds de laatste nieuwe maan. Wat mij in het woord heeft aangetrokken is dat een vaste aanduiding (het epacta) wordt gebruikt voor een inhoud (het aantal dagen) dat steeds anders kan zijn.
Waarom heb ik deze titel gekozen? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk; helaas voert dat onmiddellijk naar technische beschrijvingen; niettemin wil ik proberen de keuze toe te lichten.
In de muziek bestaan er, in de meest gebruikelijke zin van het woord, twaalf tonen. Deze kunnen in diverse registers worden herhaald zodat er voor het oor meer dan twaalf tonen hoorbaar zijn. Wanneer deze registerherhalingen niet worden meegeteld blijven er twaalf verschillende tonen over; in Epacta worden er slechts negen gebruikt. De tonen C, E en GIS komen niet voor: zo is er sprake van een vaste hoeveelheid tonen( de vaste aanduiding) die steeds anders optreedt.
Het werk bestaat uit drie met elkaar verbonden delen:
Het eerste deel kenmerkt zich door groepjes tonen in de fluit en de piano die in lengte groeien; deze groei wordt een aantal keren gevarieerd herhaald. Dit deel duurt ongeveer 4 1/2 minuut.
Het tweede deel bestaat op zijn beurt weer in drie delen. Het eerste is een melodie in de fluit die wordt begeleidt door de piano; in het volgend deel heeft de piano de hoofdstem en wordt begeleid door de fluit (die groepjes speelt uit het allereerste deel) en tenslotte spelen in het derde deel fluit en piano beide melodische hoofdstemmen en begeleidingsfiguren (gelijktijdig en ongelijktijdig). Dit deel duurt ongeveer 4 minuten.
Het laatste deel valt uiteen in twee gedeelten. Het begint met een piano solo en kenmerkt zich door repeterende tonen. Nadat de fluit heeft ingezet speelt de piano een hoofdstem die is gebaseerd op groepjes uit het allereerste gedeelte. Hierna volgt een virtuoos deel met in de fluit repeterende tonen die door de piano met accenten wordt ondersteund. Wat nu volgt (het tweede deel) is een omkering van dit laatste gedeelte: de muziek van de piano wordt –veranderd- door de fluit gespeeld en andersom. De fluit begint met een solo die door de piano spaarzaam wordt begeleidt. Nadat de piano heeft ingezet speelt de fluit een hoofdstem die is gebaseerd op groepjes uit het allereerste gedeelte, Hierna volgt een virtuoos slot met in de piano, door het register gespreide , repeterende tonen die in de fluit met accenten wordt ondersteund. Dit deel duurt ongeveer 6 minuten.
Trio voor fluit, viool en violoncello. Eendelig. Speelduur 08'. Voltooid: 26/08/1995.
Geschreven op verzoek van Ensemble 88.
Eerste uitvoering: Maastricht, 10/03/1996, Heleen de Witte (fl), Roeland Gehlen (vl) en Alex Geller (vlc).
Te verkrijgen via auteur.
Opname: Stichting Intro © 1996 Stichting Intro.
Dit werk werd onder grote tijdsdruk geschreven: ik had er precies vijf dagen voor. Ik weet niet meer waarom dat zo was, uiteindelijk vond de uitvoering pas veel later plaats.
De term Keper wordt in de weverij gebruikt als aanduiding voor het patroon dat ontstaat door de manier waarop de ketting en de inslag door elkaar gevoerd worden; hier een symbool voor de manier waarop de stemmen met elkaar worden verbonden.
Het werk bestaat uit acht delen. In het eerste deel (inleidend) vormen de drie instrumenten samen één instrument. Het tweede deel is een fluit solo waarbij de twee andere instrumenten begeleiden. Het derde deel is een duet tussen viool en violoncello, de fluit begeleidt. Het vierde deel is een viool solo waarbij de twee andere instrumenten begeleiden. Het vijfde deel is een duet tussen fluit en violoncello, de viool begeleidt. Het zesde deel is een violoncello solo waarbij de twee andere instrumenten begeleiden. Het zevende deel is een duet tussen fluit en viool, de violoncello begeleidt. Het achtste en afsluitende deel is een trio: drie instrumenten worden zelfstandig behandeld.
Zeven liederen voor zangstem en piano op gedichten van Leo Herberghs. Speelduur 07'. Gecomponeerd 07/08/1995, (kleine revisie: lente 2002).
Drie met elkaar verbonden delen:
Te verkrijgen via auteur.
Het is mijn eerste cyclus liederen op teksten van Leo Herberghs. Ik stuitte op zijn bundel 'Heilig Weer' tijdens een verkoop van boeken in de stadsbibliotheek Maastricht. Ik was er onmiddellijk zeer van onder de indruk en het stond voor mij vast er iets compositorisch mee te gaan doen.
De liederen werden geschreven eind juli-begin augustus tijdens een vakantie in Italië (Limone sul Garda) toen het zo warm was dat je overdag nauwelijks in de zon kon zijn. Ik had de bundel van Herberghs in mijn reiskoffer en zo kwam het dat ik op een schaduwrijk terras, van een huis in een berghelling, met een fantastisch uitzicht op het Gardameer deze korte liederen schreef.
Later (2000) schreef ik uit dezelfde dichtbundel zes liederen voor stem en piano (‘Veraf geblazen adem’ opus 54) en nog later (2020) acht liederen voor stem, fluit, klarinet, viool en piano (‘naluisterend licht…’opus 124).
Voor orgel. Eendelig. Speelduur 07'. Voltooid: 16/01/1996 (revisie: 10/11/1999).
Op verzoek van de Stichting Orgelconcerten Noorbeek.
Eerste uitvoering: Noorbeek, 01/08/1996, Hans Leenders.
Uitgever: Stichting Orgelconcerten Noorbeek.
Opname: Radio 04 © 1996 KRO.
Rabot werd gecomponeerd vanaf eind oktober tot begin december 1995. De uiteindelijke vorm had het in januari 1996.
De titel Rabot is een zuidnederlands woord voor 'een keersluis in eene beek, zwin of waterloop'(Van Dale's Handwoordenboek der Nederlandsche taal 1925). Het woord verwijst naar een belemmering in een stromend geheel. Deze belemmering wordt in de compositie teruggevonden in de vorm van sterk ritmische bepaalde gedeelten die een strijd aangaan met melodische bewegingen in het stuk. Eerst doorbreekt de melodische beweging deze belemmering, dan weer blijkt het ritme sterker dan het melodische.
Na een korte inleiding volgt een sterk ritmisch bepaalde beweging (ritmisch klankveld): in zes lagen worden in verschillende tijdsafstanden dezelfde tonen herhaald. Door de verschuivingen, voortkomend uit de verschillende tijdsafstanden, gaan deze tonen met elkaar steeds wisselende verbindingen aan, waardoor steeds andere betekenissen ontstaan.
Van deze zes lagen blijven er twee over. Eronder ontwikkelt zich een melodische beweging die, na het verdwijnen van de twee resterende melodische lagen, de overhand neemt.
Al snel moet deze –nu eenstemmige- beweging onderbrekingen dulden door akkoorden en akkoordopeenvolgingen. Nadat de akkoorden deze hoofdstem hebben weggedrukt komen zij in zichzelf tot stilstand in de vorm van een akkoord dat enige tijd wordt herhaald. Dit akkoord wordt vervolgens afgebouwd en verliest zichzelf in een tweede, streng georganiseerd, ritmisch klankveld.
Ook van dit klankveld blijven slechts twee lagen over en eronder ontstaat opnieuw een melodische hoofdstem. Nu echter moet de melodische hoofdstem het afleggen tegen de te sterk ritmische beweging. Deze uitgebreide voortzetting van het tweede klankveld groeit uit in steeds complexer samengestelde akkoorden. Tot slot volgt een gevarieerde herhaling van het begin.
Overigens bestaat dit stuk, zoals enige van mijn andere werken, uit slechts negen tonen; in Rabot komen de e, g, en bes niet voor.
Voor 6 accordeons. Eendelig: kwart=100 halve=88 kwart=100. Speelduur 15'. Voltooid: januari 1998.
In opdracht van de NCRV Radio.
Opgedragen aan Cees Zeevaart.
Uitgever: DONEMUS
Dragspel (het Zweedse woord voor accordeon) werd geschreven in de periode februari/mei 1997. Uiteindelijk vond het zijn definitieve versie in januari van het daarop volgende jaar.
De vorm is georganiseerd op basis van twee hoofdgegevens (quasi de expositie van een sonate met voor- en naspel). Na een inleiding van drie minuten (1-105) volgt gegeven 1 (1 minuut). Nu volgt eerst een bevestiging van de hoofdtoon van het eerste gegeven (e) in maat 105-165 die ongeveer 1.5 minuut duurt. Nu word de e als referentietoon verlaten en bewegen we naar de bes (165-219) in ongeveer twee minuten.
Dan volgt hoofdgegeven 2 met als referentietoon de bes (220-243) dat 1 minuut duurt. Nu volgen drie groepen die in tijd steeds korter worden ( 70'', 50'',30''), eerst als bevestigingen van de toon bes in 244-270, dan via g 270-287 terug naar e (288-300). Hierna volgt een naspel van drie minuten, met elementen uit de inleiding.
Trio voor viool, violoncello en piano. Eendelig kwart=100. Speelduur 07'. Voltooid: herfst 1997.
In opdracht van de Limburgse Muziekscholen. In het bijzonder de Stichting KV Noord-Limburg.
Gecomponeerd voor het genoegen van allen die op hun instrument de eerste vorderingen hebben gemaakt.
Te verkrijgen via auteur.
Touter werd geschreven in november 1997 en was onderdeel van een project van de Limburgse Muziekscholen om aan componisten opdrachten te geven voor het schrijven van werken voor kinderen die op hun instrument nog niet ver waren gevorderd.
Aanvankelijk kreeg ik een positieve reactie uit Venlo, de componist Gerard Franck complimenteerde mij met het werk. Later bleek het toch moeilijk dit werk tot uitvoering te brengen.
Het bestaat uit een eenvoudige A-overgang-B-C, waarbij de delen steeds korter worden: respectievelijk 3,5 minuten, 2,20' (2/3 van de A) en 1,10'(1/3 van de A), een korte coda (25') sluit het werk. De A bestaat uit twee elementen (a en b) die in maten steeds worden verkort (onderbroken door een gelijk blijvende c en d):
a | b | c | d |
8 | 14 | ||
6 | 12 | ||
10 | 10 | ||
4 | 10 | ||
2 | 8 | ||
10 | 10 |
Nu volgt een overgang met ook een verkorting van het aantal maten dat de muzikale gedachte duurt: respectievelijk 6,4,2(+3) maten.
De B bestaat uit drie langere groepen: e heeft 13 + 12 maten, f heeft 5+ 10 maten, g heeft 10 maten.
Daarna (C) volgt een herhaling van c en d waarbij de bewegingen, die eerst in één instrument waren, nu over de drie instrumenten wordt verdeeld: eerste per twee dan per drie instrumenten.
Tot slot een coda.
Voor vrouwenkoor. Speelduur 08'. Voltooid: lente 1998.
Delen:
Op verzoek van het Vocaal Ensemble Kerkrade.
Te verkrijgen via auteur.
Dit werk schreef ik in twee dagen op dinsdag 26 en woensdag 27 mei 1998. Het zijn tekstloze stukken voor een twee-drie- en vierstemmig vrouwenkoor bestaande uit sopraan- en altstemmen. De titel verwijst naar de verbindende functie die de muziek heeft naar de twee stemliggingen die door de muziek in elkaar smeltend worden verbonden.
Het eerste deel A begint met een melodische ontwikkeling uit een unisono (a), gevolgd door een kort ritmische gedeelte (b). Het volgend deel (B) ontwikkelt het voorafgaande a gedeelte (c) en sluit met het kort ritmische gedeelte (d). Dan volgt C, een ontwikkeling over het voorafgaande b gedeelte die dit deel afsluit.
Het tweede deel is iets complexer maar heeft een overzichtelijke structuur A B A’ C A’’ D. A is een opeenvolging van spiegelstructuren (beweging van achter naar voren), twee keer: een gegeven van drie maten, gevolgd door de spiegel van die drie maten, twee keer: een gegeven van twee maten, gevolgd door de spiegel van die twee maten, en twee keer: een gegeven van een maat, gevolgd door de spiegel van die ene maat.
Na een kort kleurenspel op de toon G volgt B. Deze –net als C en D bestaat uit een zeer vrije opeenvolging van tonen in een virtuoze zetting. Het beginsel is dat open snaren worden gecombineerd met de secundes daarvan.
De variant van A (A’) is een spiegel van de gehele A. Feitelijk is dit een volgorde van eerst de spiegel en daarna daarna de oorspronkelijke beweging (van eerst twee keer één maat, dan van twee keer twee maten en dan van twee keer drie maten).
Na C volgt de tweede variant van A (A’’): dit is de opeenvolging van A met een registerverandering en een veranderd ritme van A met behoud van de spiegelstructuur.
Na D volgt een korte afsluiting.
Op 15 en 16 april 2020 maakte ik van dit werk een revisie: aan de oorspronkelijke compositorische gedachte is niets veranderd, de ideeën zijn slechts duidelijker genoteerd.
Voor altviool-solo. Speelduur 07.5'. Voltooid: herfst 1998.
Op verzoek van Pierre Colen.
Te verkrijgen via auteur.
Aan Rasure werkte ik in het voorjaar (deel I) en in september (deel II) van 1998. De titel verwijst naar de vele doorhalingen en het uitgummen vooral in het tweede deel: op zeker moment had ik de indruk meer noten weggegumd dan effectief geschreven te hebben..
Het eerste deel is rustig en bestaat uit een opeenvolging van ongelijk zinnen respectievelijk 7, 9, 8 en 10 en 11 maten. Het toont een geleidelijke ontwikkeling van uit een toon naar een beweging van meerdere tonen en weer geleidelijk terug naar de begin-toon.
Het tweede deel is iets complexer in bewegingen maar heeft een overzichtelijk structuur (A B A' B' A'' B''), A kenmerkt zich door een wat onrustig ritme en veel verschillende speeltechnieken. B door een overgang naar een voortgaande beweging in snelle noten met veel open snaren en een afbouw daarvan.
Bezetting: 2fl 2hob 2kl 2fag 4hrn 2trp 2trb tb 2perc str. Speelduur 12'. Voltooid: 29/09/2004.
Te verkrijgen via auteur.
Ook dit werk kent een lange ontstaansgeschiedenis. Eerste versies waren er in juni en september 1998. In Januari 1999 instrumenteerde ik het eerste en in maart het tweede deel. De uiteindelijke vorm was er in september van het jaar 2004.
Het eerste deel begint met een A die bestaat uit een hoofdgedachte(a) een ontwikkeling (b canonisch) en een stilstand op een akkoord (c en d). Dan volgt B met een tweede hoofdgedachte (e) en de variaties daarvan in de delen (e',e'',e'''). Nu volgt C, een verwerkend gedeelte dat is gestructureerd als volgt: f (ontwikkelt a), g (ontwikkelt b) h (ontwikkelt c) en i (ontwikkelt d) en daarmee een ontwikkelende herhaling van A . E is een herhaling van e met drie variaties (e4,e5, en e6), en daarmee een ontwikkelende herhaling van B. Tenslotte volgt een afsluitend deel F dat via een afbouw van maatgroepering (13.13.9.9.5.5.3.2.1) leidt naar een slot.
Schematisch:
Het tweede deel is een A met vier groepen (a,b,c,d) en een B met vier groepen (e,f,g,h). Hierna volgt een ontwikkeling over A (in vier gedeelten) en over B (in vier gedeelten) waarna het werk met een Coda sluit.
Beide delen lijken op elkaar in structuur, zijn echter totaal verschillend muzikaal inhoudelijk gebouwd.
Speelduur 14'. Voltooid: 29/04/2004.
Te verkrijgen via auteur.
Dit werk kent een lange ontstaansgeschiedenis. Begonnen in februari 1995 werd het pas voortgezet in 1999 in de maanden april/mei september/december. Pas in januari 2003 werd het tweede deel en in maart 2004 werden het eerste deel voltooid. Terugkijkend weet ik niet meer waarom dit allemaal zo heeft moeten duren…
In het eerste deel is er voor een groepering van zeven maten een hoofdrol: ze is bepalend voor het gehele deel, dat een thema (in drie groepen) met twee variaties is. De eerste gedeelte (A) bestaat uit eerst (a) in drie groepen van zeven maten , vervolgens (b) in drie groepen van zeven. Daarna volgt A' met eerst (a) drie groepen van zeven, dan (b') met drie groepen van zeven en dan (c') met drie groepen van zeven. Nu (A'') met (a'') drie groepen van zeven en (b'') drie groepen van zeven en tenslotte (c'') met drie groepen van zeven.
Het tweede deel bestaat basaal uit vijf delen van gelijke lengte. Iedere groep bestaat uit twee bewegingen. De eerste (A) uit een a en een b (die een ontwikkeling is van a). De tweede (B) uit c en d die beiden een ontwikkeling zijn van de vorige b. Wat nu volgt (C) is afgeleid van de eerste a en b en het volgende (D) is afgeleid uit c en d. Het werk eindigt met een deel E dat weer afgeleid is van de eerste A.
Voor saxofoonkwartet. Eendelig. Speelduur 11'. Voltooid: 29/09/2000.
Te verkrijgen via auteur.
Het werk werd geschreven in februari-maart en voltooid in september. De titel is het gevolg van een foutieve lezing van het woord kilkoud (kil-koud) dat ik eerst las als kilk-oud. Ik vroeg me af wat dat betekende maar vond de klank van het woord kilk wel mooi, zo werd het de titel van het werk dat ik op dat moment schreef.
Het werk begint (A) met de tegenstelling tussen een melodisch(a) en een ritmisch deel(b). Na een variatie van deze a (a') volgt een variatie over de b (b'). Nu volgt een instabiel overgangsgedeelte (B) naar een canonisch deel (C), in die zin dat de imitaties van de canon variaties zijn van hetgeen geïmiteerd wordt (canon varié). Vervolgens (D) komt een ontwikkeling over b en b' en daarna over a en a'.
Nu worden de delen A, B, C en D herhaald: echter in de volgorde C, B, A, D. In het groot is dit een gevarieerde herhaling in die zin dat de elementen anders zijn gerangschikt en daarmee een andere relatie met elkaar aangaan.
Een coda besluit het werk.
Voor twee piano's. Speelduur 11'. Voltooid: 25/10/2000.
Te verkrijgen via auteur.
De eerste versie werd geschreven op 19 juni (III), en 21 (I), 22 (II) augustus 2000.
Deel I is gebaseerd op twee bewegingen: een kort ritmisch motief en een melodische beweging. Het eerste onderdeel (A) wordt daardoor beheerst. Het tweede onderdeel (B) is eerst sterk ritmisch van aard, dan keert de melodie terug en daarna wordt het ritmische motief ontwikkeld. Het volgende deel (C) lijkt op A: dezelfde gestiek echter in een iets andere omgeving. Het laatste gedeelte (E) neemt de melodie als uitgangspunt maar wordt dan sterk ritmisch, grijpt terug op de melodie die uitloopt in een korte ontwikkeling van de eerste ritmische beweging.
Deel II is zeer symmetrisch gebouwd het zijn twee groepen van twee keer vier maten gevolgd door vier maten afsluiting.
Deel III bestaat vijf groepen van ongelijk lengte. Er is in dit deel een bepalende sterk ritmische beweging (a) en een minder van belang zijnde melodische beweging (b).
Het overzicht:
A | a/b |
a/b | |
B | ontwikkeling over a |
ritmische afbouw vanuit vorige zin | |
ontwikkeling over a | |
C | ontwikkeling over de vergroting van a |
idem | |
een groot crescendo (harder worden) | |
een lang diminuendo (zachter worden) | |
D | ontwikkeling over a met contrasterend (lyrischer) karakter ten opzicht van B en C |
idem | |
meer ritmische ontwikkeling over a | |
ritmische afbouw vanuit vorige zin | |
E | (slotgroep) ontwikkeling over a |
Voor 2 piano's. Eendelig: kwart=108. Speelduur: 06'. Voltooid: 21/08/2000.
Op verzoek van Tonie Ehlen.
Te verkrijgen via auteur.
De eerste versie van dit werk werd geschreven op 14,15, en 16 augustus en voltooid op de 21e.
Het bestaat uit drie blokken die ieder weer uit drie delen bestaan. Blok 1 begint meet een sterk ritmisch deel (A) gevolgd door een meer melodisch deel (B) dat wordt gevolgd door weer een sterk ritmisch deel (C). Nu volgt in blok 2 een deel D dat uit A is ontwikkeld , dan een variatie op B (B') en E een ontwikkeling op het voorafgaande B deel. Blok 3 begint (F) met een ontwikkeling uit A en B, er volgt een tweede variatie op B (B'') en vervolgens een sterk ritmische ontwikkeling uit C.
Schematisch:
A | (ritmisch) |
B | (melodisch) |
C | (ritmisch) |
D | (ontwikkeld uit A) |
B'' | (variatie op B) |
E | (ontwikkeld uit B') |
F | (uit A en B) |
B'' | (een tweede variatie op B) |
G | (ontwikkeld uit C) |
7 liederen voor zangstem (bariton) en piano. Speelduur: 14'. Voltooid: 28/09/2000.
Op verzoek van Peter Eijkenboom.
Eerste uitvoering: Limbricht, 20/05/2001, Peter Eijkenboom (bar) en Tonie Ehlen (pf). In aanwezigheid van de dichter.
Te verkrijgen via auteur.
Het voorspel en zes liederen werden geschreven in de maand mei (voorspel, ademt, bestaan, akker, nauwelijks, oud dorp, bestaan) Eind augustus ontstond 'stiller' en begin september 'schrijven'.
Dit is de tweede cyclus liederen op gedichten van de door mij bewonderde dichter Leo Herberghs, Zij zijn allen genomen uit de bundel 'Heilig Weer' (1978). Eerder (1995) schreef ik uit dezelfde dichtbundel de liedcyclus 'Heilig Weer' eveneens zeven liederen voor stem en piano (opus 43) en later (2020) acht liederen voor stem, fluit, klarinet, viool en piano (“naluisterend licht…” opus 124).
Het tweede lied 'adem' is als lied met vier variaties verwerkt in mijn op. 58 nr.1; een werk voor piano quatre-mains (2002).
Eendelig: halve=40/kwart=80. Speelduur: 13'. Voltooid: 15/04/2003.
Te verkrijgen via auteur.
Dit werk werd geschreven eind maart begin april 2001 en pas voltooid in maart 2003.
Oorspronkelijk was dit met wat later strijkkwartet IV en V is geworden, geconcipieerd als één werk met drie delen. Omdat ik vreesde dat dit te veel (met name te lang!) zou zijn voor de luisteraar –ieder deel vergt veel aandacht- heb ik het lang laten liggen. Ik wist me er geen raad mee.
Toen kwam in 2003 het idee dit kwartet op te splitsen in drie zelfstandige werken Dat verklaart mede de lange tijd tussen de eerste componeerperiode (2001) en de data van voltooiing van deze werken.
De compositie wordt sterk bepaald door het ritme dat –op enkele melodische fragmenten na- overheersend in de compositie aanwezig is. Het geeft het geheel een grillig (capriccioso) karakter.
Eendelig: kwart=120. Speelduur: 07'. Voltooid: 16/03/2003.
Te verkrijgen via auteur.
Dit werk werd geschreven eind april begin mei 2001 en pas voltooid in april 2003.
Een driedelig begin (A) wordt ontwikkeld (B) hierna volgt een variatie van deze ontwikkeling (B') Na een kort gedeelte uit A volgt een tweede variatie op B (B’’). Dan volgt een geheel nieuwe ontwikkeling (C) die elementen van A en B in zich draagt. En vervolgens een ontwikkeling (D) die elementen van A en C in verwerkt.
A | |
B | (uit A) |
B' | (eerste variatie van B) |
(iets uit A) | |
B" | (tweede variatie over B) |
C | (uit A en B) |
D | (uit A en C) |
Eendelig: kwart=100. Speelduur: 09'. Voltooid: 26/02/2003.
Te verkrijgen via auteur.
Dit werk werd geschreven in april mei 2001 en pas voltooid in februari 2003.
Het bestaat uit drie gedeelten, een A (scherzo) dat wordt gevolgd door een B (trio) waarna een gevarieerde herhaling van A volgt. Het A gedeelte bestaat op zijn beurt weer uit vier contrasterende delen 1,2,3,4. Het middendeel (B) bestaat uit drie contrasterende delen 5,6,7. De herhaling van A gebeurt zo dat de delen in achterwaartse volgorde zijn geplaatst 4,3,2,1. Hierna volgt een korte afsluiting.
Voor piano-vierhandig. Speelduur: 14'. Voltooid: 08/03/2006.
Te verkrijgen via auteur.
Geschreven werd het werk in de maanden september/oktober 2001. Daarna bleef het in deze vorm liggen tot januari 2006 toen ik mij ertoe aanzette deze compositie opnieuw ter hand te nemen. Uiteindelijk werd het in maart van dat jaar voltooid.
Het eerste deel is een instrumentale zetting van het lied 'ademt de wereld zich leeg’ (op. 54 nr 1) gevolgd door vier variaties.
Het tweede deel is een ontwikkeling naar een afsluiting. Na twee maten inleiding klinkt een melodie (10 maten). Deze wordt –na drie maten tussenspel- gevarieerd herhaald in een ander register met de intervallen in tegenrichting van het gegeven. Vervolgens wordt zij in haar eerste gedaante herhaald. Nu volgt een stelselmatige verkorting van dit melodisch gegeven; eerst naar zes dan na vijf dan na vier, na drie en –na een maat tussenspel- naar twee maten. Dan sluit het stuk in drie maten.
Het derde deel bwgint met een eerste gegeven met twee variaties (A A’ A’’), dan volgt een B met een variatie (B B’) en vervolgens een derde variatie op het eerste gegeven (A’’’), dan een tweede variatie op het tweede gegeven (B’’) en vervolgens een afsluitend deel (C).
Voor fluit, klarinet, gitaar, slagwerk, viool, violoncello en piano. Speelduur: 10'. Voltooid: 13/03/2002.
Te verkrijgen via auteur.
Deel II werd geschreven in november 2001 en deel I in december 2001/januari 2002. Het werd pas geïnstrumenteerd in februari/maart 2003.
Het eerste deel verenigt drie karakters, dat van een toccata (snel, onrustig deel) een recitatief (quasi gesproken) en een koraal (langzame melodie in overwegend gelijke notenwaarden):
A | agitato: toccata |
B | calmo : quasi reciterend |
C | robusto koraal |
(iets uit A) | |
B' | (variatie over B) |
C | (uit A en B) |
D | (uit A en C) |
Het tweede deel is geschreven in een (tweestemmige) fuga techniek.
Expositie met twee inzetten
Tussenspel
Re-expositie met twee inzetten in dezelfde stem
Tussenspel
Re-expositie met één inzet
Tussenspel
Re-expositie met één inzet
Afsluiting na cadens.
Gedichten: Jac. Schreurs; voor stem(S) 2fl 2hob 2kl 2fag 2hrn 2trp 2trb tb perc str. Speelduur: 11'. Voltooid: 28/01/2003
Te verkrijgen via auteur.
De redacteuren Hans op de Coul, Ben van Melick en Inge Sijben van L1 besteedden in 1999 een serie programma's (“Maar er is meer….Poëzie van Limburg in de twintigste eeuw') aan Limburgse schrijvers
Daar kwam een publicatie uit voort en in 2001 of 2002 las ik in dat boek dat de dichter-priester Jac. Schreurs (1893-1995) gedichten in Limburgs dialect had geschreven. Er werden een aantal afgedrukt: ik werd er onmiddellijk door getroffen.
De liederen werden geschreven in augustus 2002, geïnstrumenteerd in augustus/september 2002 en vonden hun definitieve vorm in januari 2003.
Overigens heb ik de teksten vertaald naar het Nederlands, zodat ze ook door niet-dialect sprekende zangeressen kunnen worden uitgevoerd.
Voor gitaar. Speelduur: 08'. Voltooid 07/01/2003.
Te verkrijgen via auteur.
De drie delen, geschreven eind november begin december 2002, gaan zonder concertpauze in elkaar over, de drie delen werken daardoor als een geheel.
Ik werd geïnspireerd door de voortreffelijke gitaarklas in het Conservatorium Maastricht. Tijdens de vele examens die ik daar mocht voorzitten maakten de studenten van Carlo Marchione een grote indruk op mij en die zette mij ertoe aan mij in de mogelijkheden van de gitaar te verdiepen. De eerste toepassing was in een werk voor kamermuziek (Iridium 2002).
In utramque is mijn eerste werk voor gitaar solo.
Eendelig: kwart = 60. Voltooid: 30/09 2003, revisie: 16/02/2005.
Te verkrijgen via auteur.
Dit duo werd geschreven eind augustus begin september 2003 en was voltooid eind september 2003. In januari/februari 2005 onderging het werk een grondige revisie.
De compositie is melodisch gebaseerd op een zich uitbreidende groep van twee naar zes noten. Iedere groep bestaat uit een beweging stijgend en dezelfde afstanden dalend, dit resulteert in zes groepen van twee bewegingen. Dit idee beheerst het werk.
De eerste groep brengt de intervallen eerst in viool 1 (viool 2 begeleidt) dan in viool 2 (viool 1 begeleidt) en nog eens viool 1 (viool 2 begeleidt) dan in viool 2 (viool 1 begeleidt). Dan hebben beide violen vier keer de intervalopeenvolging echter in verschillend transposities. Het werk sluit met de opeenvolging in viool 1 (viool 2 begeleidt).
Dit resulteert in de structuur:
A (vier keer de opeenvolging in één instrument)
B (vier keer de opeenvolging in beide instrumenten tegelijkertijd)
Afsluiting (een keer de opeenvolging in viool 1, met herhalingen en omspelingen in de viool2 )
Voor piano. Speelduur: 14'. Voltooid: 19/04 2004.
Te verkrijgen via auteur.
De stukken werden geschreven in de maanden oktober/november 2003. In 2004 vonden ze in hun definitieve vorm.
Voor hoorn en piano. Eendelig: kwart = 100. Speelduur: 07'. Voltooid: 28/08/2004.
Te verkrijgen via auteur.
Het werk werd geschreven eind mei begin juni en voltooid in augustus.
Het bestaat uit vijf delen Na een eerste deel (A) en een overgang (B) een driedelige groep: C, D en een variatie van C.
In het A deel is de hoorn een secundaire laag, in de overgang (B) groeit zijn muzikale betekenis om in C de hoofdstem te worden, zich in D zo te verzelfstandigen dat hij zich losmaakt van de tel-tijd (tijdsinschatting van het ritme), de tel als hoofdstem terugneemt in D om vervolgens langzaam als hoofd-laag uit te doven.
Voor hobo en piano. Speelduur: 08'. Voltooid: 01/12/2004.
Eendelig. Geschreven op verzoek voor Part Partouns.
Eerste uitvoering: 27 VI 2005, Maastricht, Bart Partouns (hobo) en Peter Soeters (pf)
Te verkrijgen via auteur.
Het moet in het midden van 2004 zijn geweest dat Bart Partouns naar mij toe kwam om te vragen of ik ooit iets voor hobo had geschreven. Dat was niet zo. Ik werkte op dat moment aan geheel iets anders.
Begin oktober gebeurde het dat iets uit mijn potlood kwam dat voor hobo heel geschikt zou zijn en voor ik het wist liet ik het andere werk liggen en bleek te zijn begonnen aan een werk voor hobo en piano. De eerste schetsen zijn gedateerd op 3 oktober, de laatste op 11 november 2004. Daarna volgt een periode van uitwerken en verfijnen: de slotdatum is 1 december.
Ondertussen was ook een andere leerling van de Peter Steijvers, bij me gekomen met dezelfde vraag als Bart. Hulde aan deze hoofdvakleraar hobo, die zijn leerlingen stimuleert contact met componisten aan te gaan en hen te stimuleren werk te schrijven of te onderzoeken of al geschreven werk kan worden uitgevoerd en vervolgens dat dan ook doen!
In plano betekent; op gelijk niveau. Deze titel heb ik gekozen om aan te geven dat piano en hobo beiden gelijkwaardig deel uitmaken van de compositie; er is geen sprake van gelaagdheid in de vorm van een eenduidige hoofdstem en een begeleiding. Hier of daar kan de ene stem kortdurend de andere ondersteunen; in hoofdzaak zijn beiden even belangrijk.
Voor fluit, hobo, klarinet, fagot, 2 hoorns, trompet, trombone, 2 slagwerkers, strijkers (8. 6. 4. 3. 2). Speelduur: 12'. Gecomponeerd/Voltooid: 26/10/2005.
Te verkrijgen via auteur.
De compositie is begonnen in 2004, tussen maart en begin mei werden de delen voltooid in particel (een versie op enige balken met summiere instrumenten-aanduiding) De instrumentatie gebeurde een jaar later, tussen eind juni en eind oktober 2005.
De negen delen zijn geordend in drie groepen van drie stukken. De delen I, II, en III keren terug als VII (is III in een ander tempo), VIII (is variatie van II), en IX (is I van achter naar voren in een ander tempo). De middengroep is eveneens symmetrisch: IV en VI zijn op elkaar gebaseerd zodat V als een middendeel van deze groep (en van het hele werk) functioneert.
Op basis van deze opzet is te zeggen dat de delen I, II,III en IV na deel V in de achteruit terugkeren naar het begindeel VI =IV, VII=III, VII=II en IX=I.
Voor 2 violen, altviool, 2 violoncelli. Speelduur: 20'. Voltooid: 09/04/2005.
Eendelig, kwart = 80.
Te verkrijgen via auteur.
Een ervaren kamermusicus vertelde mij dat er slechts weinig strijkkwintetten zijn met twee violoncello's. Dat bracht mij op een idee. Textuur werd geschreven in de maanden december 2004 en februari 2005. De uiteindelijke versie was er in de maand mei.
Dit kwintet is eendelig en bestaat uit vijf onderdelen met een coda. Het eerste deel (A) wordt in het tweede (B) ontwikkeld, het derde (C) is een ontwikkeling van B (en daarmee indirect van A), het vierde (D) is een contrasterend deel (nieuw materiaal) en het vijfde deel (E) is een ontwikkeling uit D. Een coda (afsluitende deel) besluit het werk.
Voor piano. Speelduur: 16'. Voltooid: 21/12 2005.
Te verkrijgen via auteur.
In mijn lagere schooltijd bestond het vak muziek uitsluitend uit het zingen van volksliederen, of dat wat daarvoor werd aangezien. Zo heb ik een groot repertoire geleerd. Het zijn mijn eerste ervaringen met muziek uitvoeren en beleven.
De fantasie werd geschreven in juli 2005.
De volksliederen zijn als in een grote fantasie bewerkt en zijn voorzien van voor- en tussenspelen. De liederen worden niet altijd letterlijk geciteerd. Ze zijn bewerkt: veelal worden fragmenten weggelaten die de herkenningsstroom onderbreken (als die er al is) en de aandacht vestigen op momenten waarop het lied weer wordt hernomen.
Het opus 69b is een versie met de opeenvolging van de bewerkte liederen zonder inleidende, verbindende, afsluitende gedeelten.
Voor fluit, gitaar, violoncello en harp. Speelduur: 15'. Voltooid: 18/10/2007.
Eendelig, kwart = 80.
Te verkrijgen via auteur.
Het werk kent een lange ontstaansgeschiedenis met veel onderbrekingen. Begonnen in 2003, voortgezet in 2006 werd het in 2007 afgesloten.
De titel verwijst naar de solistische behandeling die ieder instrument te beurt valt in de volgorde cello, gitaar, fluit, harp. Wanneer dit instrument solieert vormen de anderen een ondersteunende laag. Deze concerterende gedeelten worden voorafgegaan door een inleiding, onderbroken (na de solo van respectievelijk cello, gitaar en harp) door tussenspelen en (na de fluit-solo) afgesloten met een naspel.
Uurwerkmuziek voor carillon. Speelduur: 02'. Voltooid: 22/08/2006.
Geschreven in Opdracht van de Provincie Limburg voor een Carillonproject voor het carillon van de St. Petruskerk, Sittard.
Eerste uitvoering: september 2007, Sittard, Mechanische reproductie.
Te verkrijgen via auteur.
Het werk is geschreven en gericht op de omvang van het carillon van de St. Petruskerk te Sittard.
Om een koppeling met deze kerk te maken koos ik ervoor de Communio (het gezang tijdens de heilige communie uit de RK mis, in de gregoriaanse versie horend bij het feest van de HH apostelen Petrus en Paulus dat op 29 juni gevierd wordt) in het werk op te nemen. Van dit gezang zijn de eerste noten op de tekst 'Tu es Petrus' (Jij bent Petrus) in de muziek van het hele uur verwerkt. Deze melodie dient als basis voor deze muziek en wordt, al een eeuwenoude techniek, in lange notenwaarden in de bas van het werk gelegd: een zogenaamde cantus firmus (vast gezang).
De muziekjes behorend bij het eerste kwartier, halve uur en derde kwartier zijn van dit hele uur afgeleid: het eerste kwartier van het eind-, het halve uur van het midden-, en het derde kwartier van het begin van de hele uur versie.
Gedichten van Petra Maria Amrhein; voor stem, klarinet, fagot, 1 slagwerker, altviool, violoncello, contrabas. Speelduur: 21'. Voltooid: 20/06/2007.
Te verkrijgen via auteur.
Dit werk is een instrumentatie van eerder gecomponeerde liederen voor stem en piano, die oorspronkelijk werden geschreven in respectievelijk 2002,2003,2004,2006 en 2007 als verjaardagsgeschenk aan de dichteres.
Voor 2 fluiten, 2 hobo's, 2 klarinetten, 2 fagotten, 2 hoorns, contrabas. Speelduur: 07'. Voltooid: 15/01/2008.
Geschreven in Opdracht van de Provincie Limburg.
Eerste uitvoering: Wahwiller (L), Ensemble Helicon o.l.v. Björn Bus
Te verkrijgen via auteur.
Geschreven als bijdrage in de Wahlwiller Passie (gewijd aan de kunstenaar Ad de Haas op tekstbijdragen van G. Setola) een project van de Stichting Limburgse Componisten.
Na een korte inleiding volgt een Marcia I, na een intermezzo in een iets rustiger tempo volgt de Marcia II, een kort snel deel besluit het werk.
Gedicht van Ronny Someck; voor zangstem, klarinet, violoncello. Speelduur: 12'. Voltooid: 24/04/2008.
In opdracht van de Poetry Nights Maastricht 2008.
Eerste uitvoering: Maastricht, 20 X 2008, Regula Boeninger (mezzo sopraan), Wolfgang Güden (kl.), Julius Stenzel (vlc), in aanwezigheid van de dichter.
Te verkrijgen via auteur.
Het gedicht 'Stotterend kind' is genomen uit de bundel 'Blues van de derde zoen', gedichten vertaald door Hilde Pach, (Maastricht, Azul press 2010). Het is de aangrijpende terugblik van een stotterend kind op zijn jeugdjaren, de steun die hij kreeg van een leerkracht ('…vertelde dat Moses ook stotterde') en een onuitgesproken (!) verliefdheid.
Het werk is geschreven als lied met uitgebreide instrumentale tussenspelen waarin de melodieën van de gezongen gedeelten zijn opgenomen:
I voorspel (uit B en C)
A eerste tekstdeel
II tussenspel (uit C)
B tweede tekstdeel
III tussenspel (uit A)
C derde tekstdeel
IV tussenspel (herhaling C)
D vierde tekstdeel
V naspel (verkorte versie van D)
Voor fluit, hobo, klarinet, hoorn, fagot, piano. Speelduur: 15'. Voltooid: 09/12/2008.
Te verkrijgen via auteur.
Aanleiding voor de compositie van het werk was een concert met het Sextet van J.N. Hummel, een werk dat mij tijdens de uitvoering zeer aansprak en mij op het idee bracht voor deze bezetting te schrijven.
De delen werden geschetst in de maanden augustus (II), augustus september (I) en oktober (III). Onmiddellijk daarna werd met de uitwerking begonnen, die in december voltooid werd.
Het basisidee van dit werk is bezetting met structuur te verbinden. Een inventarisatie toonde aan dat met deze bezetting 15 duetten, 20 trio's, 10 kwartetten, 6 kwintetten en een sextet te vormen zijn. Deze bezettingsvormen werden verdeeld over de drie delen.
Deel I: is een thema met zes variaties en bestaat uitsluitend uit kwartetten. Ofschoon alle instrumenten aan de uitvoering meewerken worden er nooit meer dan vier gelijktijdig ingezet. Zo bestaat deel II uitsluitend uit duetten. Deel drie bestaat uit trio's, kwintetten en een sextet (slot). Dit einde is de enige keer dat de zes instrumenten gelijktijdig hoorbaar zijn.
Deel II: Dit deel bestaat uitsluitend uit duetten en heeft een structuur waarin een ostinaten (gelijkblijvende figuur; zij het hier in wisselende registers) worden onderbroken en herhaald.
A : piano (ostinaat 1)/fagot)
B: onderbreking: fluit/hobo
A': piano/hoorn, hoorn/fagot (ostinaat 2)
C: fluit/hobo
A'': piano(ostinaat 1)/klarinet, klarinet/fagot (ostinaat 2), klarinet/hoorn (ostinaat 3)
D fluit/hoorn
A''': piano (ostinaat 1)/hobo, hobofagot (ostinaat 1)/, hobo (ostinaat 2)//hoorn, hobo/klarinet (ostinaat 3)
E fluit/fagot
A'''': piano (ostinaat 1)/fluit.
Te zien is ook dat de A gedeelten steeds langer worden, de onderbrekingen blijven kort.
In deel III is dit idee van wisselende bezettingen (in tegenstelling tot de gelijkblijvende bezettingen –kwartetten en duo’s- van de eerste twee delen) uitgewerkt in een driedelige structuur:
A A’ A’’ A’’’
C D(uit C) E(uit C) C’’
B(uitA’) Var.over A’’ B’’ B’’’(uit A’’)
Coda
Binnen deze structuur zijn de bezettingen ingezet als:
A: 4 trio’s A’: 3 trio’s A’: 2 trio’s A’’’: 1 trio
C: 2 kwintetten D(uit C) E(uit C): 2 kwintetten C’: 2 kwintetten
B(uitA’): 3 trio’s Var.over A’’: 3 trio’s B’’: 3 trio’s B’’’(uit A’’): 3 trio’s
Coda: sextet
Ter ondersteuning van de bezetting helpt een transpositieschema dat uit een opeenvolging van vier hele tonen, vier tertsen en weer vier hele tonen bestaat en loopt van as tot as:
A (as), A’ (bes), A’’ (c), A’’’ (d), C (f)
D(uit C) (as), E(uit C) (as), C’’ (b), B(uit A’) (d)
Var.over A’’ (e), B’’ (fis), B’’’(uit A’’) (as), Coda (as)
>Voor piano. Speelduur: 36'. Voltooid: 11/05/2009.
Te verkrijgen via auteur.
Het idee was een werk voor piano solo te schrijven met een tijdsduur van 45 minuten, uiteindelijk zijn het er 36 geworden, Niettemin: een vrijwel geheel programmadeel –voor of na de pauze - in beslag nemend werk. Ik realiseer me dat daarmee de uitvoeringskansen aanzienlijk worden verkleind. Het vereist moed het publiek een werk van deze lengte van een zelfde componist aan te bieden; zeker in een, voor de meeste leden van dit publiek, ongebruikelijke stijl.
Wat mij dreef was de behoefte een werk met lange structuren te schrijven. Toen ik mijn werk tot hiertoe overzag viel mij op dat ik vooral korte delen had geschapen. Het schrijven van lange composities vereist een techniek die ik blijkbaar tot dan toe nog maar weinig had toegepast. Ik bestudeerde Schubert, berucht om zijn lange composities, en ging aan de slag.
Het werk aan deze compositie werd begonnen in september 2006. De schetsen van de drie eerste delen waren voltooid op 8 november (I), 10 november (II), 28 november (III) en een eerste aanzet van het laatste deel (30 maten) op 14 december.
Hierna lag het werk stil en werd onderbroken door de composities van Ex Morbo assurge en Stotterend Kind.
Pas in mei 2008 werd de compositie van het vierde deel hervat, dat werd voltooid in juni. Opnieuw werd het werk onderbroken door een andere compositie: het Sextett, Deze compositie werd voltooid in december 2008.
Hierna werden in januari 2009 de delen van de sonate afzonderlijk opnieuw bezien. Eerst werd het laatste deel tot in detail doorgewerkt tot uiteindelijk op 19 maart 2009 een versie voorlag die als volledig uitgewerkt kon worden beschouwd. Deel twee volgde en was voltooid op 25 maart. Deel drie vergde iets meer werk en werd als voltooid beschouwd op 23 april en tenslotte deel 1 op 11 mei.
Zo lagen er ruim twee en een half jaar tussen begin en voltooiing van het werk.
Eendelig: kwart = 80/kwart = 168.
Voor altsaxofoon en piano. Speelduur: 16'. Voltooid: 03/02/2010.
Op verzoek van Xavier Scheepers, opgedragen aan Xavier Scheepers en Robert Weirauch.
Eerste uitvoering: Maastricht, 27 I 2012, Xavier Scheepers(sax) en Robert Weirauch (pf)
Te verkrijgen via auteur.
De titel van tweebast (bast van amandelwilg, die uit twee lagen bestaat) geeft aan hoezeer in dit werk saxofoon en piano met elkaar zijn verbonden in twee in elkaar grijpende lagen.
Na een langzame inleiding (1-18) volgt een presto dat de structuur van een sonate heeft: expositie (19-204) verwerking (205-368) re-expositie 369-636).
Hiermee wilde ik een werk schrijven de Eendelig is en inderdaad uit één deel bestaat en niet uit in elkaar overvloeiende afzonderlijke delen. Het is dan zaak de luisteraar de gelegenheid te geven naar de muziek te blijven luisteren zonder zodanig te vermoeien dat de luisteraar afhaakt, wat bij een lang –en ingewikkeld- stuk al te gemakkelijk kan gebeuren.
De muziek moet om beurten aandacht vragend en minder aandacht vragend zijn, dat is de voorwaarde om de toehoorder in staat te stellen de muzikale voortgang van het werk te volgen en dat is wat in dit werk wordt nagestreefd.
Variaties over een melodie uit het Speelmansboek uit Maastricht, blz 142: Cephise
Voor fluit, altsaxofoon, slagwerk, 2 violen, altviool en violoncello. Speelduur: 07'. Voltooid: 14/04/2010.
Geschreven in opdracht van de Provincie Limburg.
Eerste uitvoering: Maastricht, 17/10/2010, ensemble olv Arno Dieteren.
Te verkrijgen via auteur.
Het werk is geschreven als bijdrage aan het project Klinkend Changement van de Stichting Limburgse Componisten.
De compositie bestaat uit vijf variaties over de gegeven melodie. Het was nadrukkelijk de opdracht het ensemble, in een gegeven volgorde, van tutti te reduceren tot viool solo.
In de eerste variatie –voor het gehele ensemble- wordt het thema (de melodie) uitsluitend in de cello gespeeld; echter zo dat na één maat er twee gepauzeerd (weggelaten) worden. De volgorde wordt zo: maat 1, twee maten pauze (is maat twee en drie van het lied), maat 4, twee maten pauze (is maat vijf en zes van het lied) etc. Na drie keer het thema te hebben herhaald zijn alle maten één keer gespeeld en daarmee de melodie, zij het voortdurend onderbroken, in zijn geheel.
De volgende variatie is een kwartet voor fluit, altsaxofoon, viool 1 en violoncello. De gegeven melodie blijkt te bestaat uit negen fragmenten. Deze fragmenten zijn als canon tussen fluit en saxofoon gezet, zij het dat alle noten die stijgen in de fluit, in dezelfde afstand dalen in de saxofoon en omgekeerd. Voor de liefhebbers: een canon in tegenbeweging (voor de kenners: canon a due voci per moto contrario in tritonus per augmentationem).
Wat het herkennen wellicht bemoeilijkt is dat de noten niet in de oorspronkelijke positie van de melodie zijn geplaatst, maar sommige een octaaf hoger en andere weer een octaaf lager. (Stel u zingt een melodie, merkt dat die te hoog wordt en u springt als vanzelf naar een ander register en zingt daar verder: deze sprong is een octaaf).
De cello speelt, naast een tweede laag met de viool, ook geoctaveerde fragmenten van de oorspronkelijke melodie.
De derde variatie is een trio voor fluit saxofoon en viool. De melodie wordt sterk gefragmenteerd (er worden noten weggelaten) met octaafverplaatsingen en sommige delen van de negen fragmenten op een getransponeerde hoogte gespeeld door de viool.
De vierde variatie is een duo voor fluit en viool: de melodie wordt op de al eerder toegepaste wijze over de registers verdeeld en afwisselend gespeeld door de twee instrumenten. Deze variatie is solistisch door de vele temposchommelingen en stilstanden.
De vijfde variatie is voor viool solo: de negen fragmenten hebben ieder hun eigen toon (volgens een negentonige verdeling van het octaaf) en de melodie wordt moeilijk herkenbaar door de octaveringen van de oorspronkelijk gegeven registerplaatsing. Deze variatie is zeer solistisch door de voortdurende temposchommelingen en stilstanden..
Deze structuur is voor de luisteraar gemakkelijk te volgen door de bezetting en doordat iedere variatie wordt afgesloten met een fragment voor één instrument.
Gedicht: Frans Budé. Voor zangstem, 2 fluiten, 2 hobo's, 2 klarinetten, 2 fagotten, 2 hoorns. Speelduur: 06'. Voltooid: 16/06/2010.
Op verzoek van het ensemble Helicon.
Eendelig, kwart = 80.
Eerste uitvoering: Maastricht, 26/10/2010, Fenna Ograjensek (zang), ensemble Helicon o.l.v. Björn Bus. In aanwezigheid van de dichter.
Te verkrijgen via auteur.
Opname Forum op Maastrichtse componisten en dichters, 2010 © L1.
De titel van het gedicht van Frans Budé is gerelateerd aan de grote, bronzen sculpturen geplaatst op het plein Forum (bij het MECC) in Maastricht.
De zangstem sluit nauw aan bij het ritme en de accentuering van de woorden uit het gedicht. Het verheugde mij dat de dichter zeer met dit werk was ingenomen.
Gedicht: Breyten Breytenbach. Voor stem, viool, violoncello. Speelduur: 05'. Voltooid: 25/08/2010.
Geschreven in opdracht van de Poetry Nights Maastricht 2010.
Eerste uitvoering: Maastricht, 29/10/2010, Lajla Sarian (sopr.), Paulina Tarnawska (viool), Paul Stavridis (violoncello). In aanwezigheid van de dichter.
Te verkrijgen via auteur.
Opname CD Blind op Reis, 2010 © Azul Press.
Het gedicht 'blind op reis' is opgenomen in een bundel met een Nederlandse vertaling naast de oorspronkelijk Zuid-Afrikaanse tekst (Breyten Breytenbach: De Windvanger, 2007, Het Podium Amsterdam).
Met alle respect voor de vertaling heb ik er voor gekozen het gedicht in het Zuid-Afrikaans te toonzetten. Een hachelijke onderneming; want waar worden accenten geplaatst, wat wordt lang of kort uitgesproken en zo verder? De dichter Hans van de Waarsenburg raadde mij deze keuze sterk af.
Ik heb toch voor de Zuid-Afrikaanse versie gekozen, deels intuïtief, deels omdat het ritme van het gedicht mij een leidraad gaf.
Blij was ik van Breytenbach zelf te horen dat hij zeer was ingenomen met de tekstbehandeling.
Voor 3 gitaren. Speelduur: 03'. Voltooid: 21/10/2010.
Eendelig: kwart = 92
Te verkrijgen via auteur.
Het werk verlangt van de spelers de vingers (wijs-,middel-,ringvinger-,pink) te plaatsen op de eerste vier fretten van de gitaar ongeacht de snaar.
Het bestaat uit twee gegevens (zinnen). Nadat die zijn geponeerd wordt het eerste en dan het tweede gegeven ontwikkeld waarna een kort slot volgt.
Voor orgel. Speelduur: 10'. Voltooid: 30/12/2010.
Eendelig.
Te verkrijgen via auteur.
Het werk is een passacaglia waarbij de herhalingen van het gegeven in een serie karaktervariaties wordt uitgewerkt.
Het passacaglia thema bestaat uit een vaststaand melodisch en ritmisch patroon. De duur van de noten kan in klank en/of in rusten worden weergegeven: echter het moment van hoogtewisseling blijft gehandhaafd.
A | -thema (Es*) verdeeld over registers |
-thema (A) als melodische hoofdstem | |
-thema (E)in bas en in middenregister in tegenbeweging en tegentijd (canon) | |
B | -thema(E) in vergroting 1:2 met als bovenlaag een canon in tritonus, tegentijd en tegenbeweging |
-thema(BES) in vergroting1:1.5 met als bovenlaag een canon in tritonus eerst in rectus dan in tegenbeweging | |
-thema(F) in oorspronkelijke ritme met als bovenlaag een canon in tegenbeweging over de melos van het thema | |
C | -thema verwerkt als toccata: de verschillende lagen zijn melodisch uit het thema afgeleid: tweestemmig G,T in F/FIS, vervolgens driestemmig T,TK,K in BES/FIS/G vervolgens vierstemmig G,T,TK,K in DES/D/BES/B) |
D | -thema als fuga: expositie (F/C/C/F) met een re-expositie (B) waarin een totale karakterverandering, thema in bovenstem met vrij contrapunt en na een kort divertimento een tweede re-expositie (stretto in tegenbeweging rectus/tegentijd)(E) |
C | -herhaling toccata, waarbij noten geoctaveerd zijn, met gefragmenteerde legato-positionering van de verschillende lagen: tweestemmig G,T in E/F, vervolgens driestemmig T,TK,K in B/G/AS vervolgens vierstemmig G,T,TK,K in ES/E/C/Des) |
Met deze technische analyse is, zij het beperkt, het rationele deel van het compositieproces proces te reconstrueren, feitelijk hoort dit op mijn werktafel thuis, wat mijn werkkamer verlaat is enkel van belang als muziek...
Voor 4 trombones. Speelduur: 07'. Voltooid: 17/02/2011.
Eendelig.
Te verkrijgen via auteur.
De titel is een afkorting van de spreuk 'audiatur et altera pars' (Latijn: ook de andere partij worde gehoord): dit geeft aan dat de vier partijen in dit werk gelijkwaardig worden behandeld.
De compositie begint met de zeven maten durende ontwikkeling van een gechromatiseerde grote secunde (A). Er volgt een vrije herhaling met afsluiting(8-19). In maat 20 wordt een imiterend deel (B) begonnen: het gegeven (een gechromatiseerde kwart), de tegenbeweging daarvan; beide worden gevarieerd herhaald in de twee andere stemmen, daarop volgt een kleine ontwikkeling en afsluiting (29-35). Deze twee delen worden besloten met een akkoordopeenvolging (C) afgeleid uit het gegeven en de tegenbeweging van B.
Er volgt een verkorte en gevarieerde herhaling van de vorige drie gedeelten A.B.C.
In maat 97 wordt een nieuw gegeven voorgesteld(D) dat vervolgens wordt gevarieerd en na een tussenspel (131-135) een tweede keer wordt gevarieerd.
Met een herhaling van C als korte afsluiting wordt het werk beëindigd.
Voor bes-klarinet, violoncello, contrabas, piano. Speelduur: 08'30". Voltooid: 21/10/2010.
Op verzoek voor het ensemble Simurg.
Eendelig.
Eerste uitvoering: Maastricht, 04/11/2011 door het Simurg ensemble (Wolfgang Güdden, klarinet; Stijn Saveniers, violoncello; Markus Kroll, contrabas; Robert Weirauch, piano).
Te verkrijgen via auteur.
Opname CD: Simurg Ensemble absences, ©2011 Simurg Ensemble.
Volucris werd geschreven in de maanden februari-mei 2011 op verzoek van Robert Weirauch voor het Simurg ensemble.
De titel -Volucris (Lat.): elk gevleugeld dier- is een variant van de naam van dit ensemble waarin vogels een belangrijke rol spelen: 'simurg' is een fabeldier, half vogel, half zoogdier.
Het werk bestaat uit twee delen die zonder pauze in elkaar overgaan. Na een korte introductie volgt een gegeven dat onmiddellijk (gevarieerd) wordt herhaald en na een overgang ontwikkeld. Vervolgens vormt, na een afbouw, een korte cadens voor klarinet solo de verbinding met het tweede deel.
Dit deel bestaat uit een gegeven dat viermaal (gevarieerd) wordt herhaald. Goed te horen is dat in de eerste twee delen de hoofdstem volgens een vast patroon over de vier instrumenten is verdeeld. In de volgende twee variaties wordt deze hoofdstem weggelaten en worden de overgebleven muzikale lagen verzelfstandigd en ontwikkeld. Een korte afsluiting bevestigd het einde van het werk.
vSpeelduur: 14'30". Voltooid: (2010 en 2011) en 26 01 2012.
Te verkrijgen via auteur.
Het eerste deel bestaat uit de opeenvolging (zes keer) van steeds dezelfde melodisch ritmische volgorde (thema) dat in steeds wisselende gedaanten is geplaatst. Na iedere expositie staan er tussenspelen (ook zes) die de taak hebben iedere herhaalde inzet van het thema nieuw te laten zijn.
Het tweede deel is een structuur met twee hoofdgedachten die voorgesteld, verwerkt en herhaald worden.
Voor 2 fluiten. Speelduur: 06'30". Voltooid: 15/09/2011.
Te verkrijgen via auteur.
Twint I en II (opus 86) zijn ontstaan uit een eerdere versie van een werk voor twee hobo's ('Drie stukken voor 2 hobo's) dat voor dit instrument te moeilijk bleek te zijn geschreven en daarmee als werk voor twee hobo's is verworpen.
Deel I van deze versie was oorspronkelijk deel II van de Drie Stukken. Het is een eenvoudig rondo: een zin (A) wordt gevolgd door een daarmee contrasterende zin (B) . Hierna volgt A waarbij de hoofdstem met een absolute waarde is vergroot. Vergrotingen zijn in de compositie geen zeldzaamheid, maar het zijn vaak evenredige vergrotingen, wat wil zeggen elke waarde wordt bijvoorbeeld dubbel zo lang. Hier is de waarde echter vaststaand, bijvoorbeeld elke duur wordt met een achtste vergroot ongeacht haar uitgangslengte (absolute vergroting). Hierna volgt A met de hoofdstem in een andere absolute vergroting. Dan weer B met de hoofdstem in weer een andere absolute vergroting en dan weer A (inderdaad met de hoofdstem en een andere absolute vergroting.
Deel II is het oorspronkelijk deel I van de Drie Stukken. Het is geheel gebaseerd op een melodisch drietonig motief (twee kleine secunden) dat in twee verschijningsvormen optreedt, de ene keer inderdaad drietonig binnen de stem, daarna –meer melodisch als een combinatie van twee drietooncombinaties.
Voor klarinet en fagot. Speelduur: 04'. Voltooid: 15/09/2011.
Te verkrijgen via auteur.
Twint I (opus 85) en Twint II zijn ontstaan uit een eerdere versie van een werk voor twee hobo's ('Drie stukken voor 2 hobo's') dat voor dit instrument te moeilijk bleek te zijn geschreven en daarmee als werk voor twee hobo's is verworpen.
Het deel II van Twint II is het oorspronkelijk deel III van de drie Stukken.
Deel I voor dit werk gecomponeerd is een thema van 13 maten gevolgd door twee vrij variaties.
Deel II is in een ‘klassieke’ twaalfintervallen-reeks techniek geschreven. Het bestaat uit een spel van melodische bewegingen die in tegenrichting en achterstevoren gecombineerd met onderscheidenlijke ritmen in een duidelijke driedelige structuur (ABC).
Voor hobo-solo. Speelduur: 06'. Voltooid: 18/04/2012.
Op verzoek van Marc Schäferdiek
Interim versie voor hobo en violoncello (opus 87b): voltooid: 16/05/2012
Te verkrijgen via auteur.
Marc Schäferdiek, hoboist, docent hoofdvak hobo aan het Conservatorium Maastricht vroeg mij een werk te schrijven voor hobo het werd een duo voor twee hobo's. Ik ging blijkbaar iets te voortvarend te werk want mijn eerste versies bleken onspeelbaar: te extreem in de registers, teveel noten in een adem, te snelle passages. Deze versies zijn terug te vinden in de op 86 en 85.
Ervaringen wijzer schreef ik een geheel nieuw werk.
De titel verwijst naar de Latijnse uitdrukking 'ad interim' wat 'in de tussentijd' of 'een tijdelijk waarneming' betekent. Zo ontstond dit werk: in de tussentijd van de verwerking van de eerdere versie naar een geheel andere, hiervan onafhankelijk compositie.
Het eerste deel is een eenvoudige driedelige vorm, na het eerste deel (11 maten) volgt een ontwikkelend middendeel waarna het eerste deel gevarieerde wordt herhaald.
Het tweede deel is een gegeven gevolgd door een reeks van zes vrije (ik noem het maar) variaties, afgesloten door zeven maten coda.
De term variaties is feitelijk onjuist: het zijn combinaties van variaties en ontwikkelingen die met elkaar worden gecombineerd. Bijvoorbeeld wordt de enen maat van het thema gevarieerd en vervolgens ontwikkeld waarna op de volgende maat van het thema wordt teruggegrepen dat dan ofwel meteen ontwikkeld ofwel gevarieerd en dan wel of niet ontwikkeld wordt.
Voor viool en violoncello. Speelduur: 07'30". Voltooid: 24/05/2012.
Eendelig: kwart = 72
Te verkrijgen via auteur.
'Tussentijd' werd geschreven eind februari begin maart 2012 en kreeg in mei zijn definitieve vorm.
Het is een thema met vijf variaties. Na 13 maten inleiding klinkt het thema dat driedelig is (A-B-A met transposities). De variaties waarin de materiaalachtergrond dezelfde blijft, volgen deze structuur. Tussen de tweede en de derde variatie staat een kort (6 maten) tussenspel. Dan volgen variatie 3, 4 en 5 en wordt het geheel besloten met een naspel van 16 maten.
Gedicht: Menno Wigman. Voor stem, viool en violoncello. Speelduur: 07'. Voltooid: 25/07/2012.
Eendelig: kwart = 92
Geschreven in opdracht van de Poetry Nights Maastricht 2012.
Eerste uitvoering: Maastricht, 29/10/2012, Lajla Sarian (sopr.), Nina Prezwozniak (viool), Paul Stavridis (violoncello). In aanwezigheid van de dichter.
Te verkrijgen via auteur.
'Waar ik viel' is een gedicht uit de bundel 'Mijn naam is legioen' (2012). Het is geschreven voor de uitvaart van een onbekende man die op 25 november 2010 schuin tegenover Amstel Centraal in het water werd gevonden. Zijn zwaar gehavend lichaam was hoogstwaarschijnlijk door een rondvaartboot geraakt.
De muziek volgt de structuur van de tekst. De stembehandeling stelt verstaanbaarheid van de tekst centraal. Viool en cello zijn voornamelijk de expressie van de zangstem steunend ingezet, met enkele zelfstandige gedeelten, met name in de korte tussenspelen.
Het verheugde mij dat de dichter zeer was ingenomen met deze compositie.
Uit het Lustpspiel: Scherz, Satire, Ironie und tiefer Bedeutung (1827) van Christian Dietrich Grabbe (1801-1836)
Speelduur: 14'. Voltooid 16/07/2012, instrumentatie 04/04/2016.
Piano-uittreksel (opus 90b).
Het betreft een compositie van de eerste scene van de eerste acte van het 'blijspel'. De teksten van Grabbe zijn zeer scherp in hun toonzetting. De schrijver toont een weinig verheffend beeld van de maatschappij van zijn tijd.
In de openingsscene zien we de –in zijn vak verbitterde- dorpsschoolmeester. Een rijke boer (Tobies) wilt hem zijn zoon (Gottliebchen) in de leer geven omdat de moeder van Tobias van mening is dat haar zoon de mogelijkheden heeft zich tot een briljant geleerde te ontwikkelen.
De Schulmeister zwicht voor de in het vooruitzicht gestelde beloning en neemt Gottliebchen –tegen beter weten is- aan als zijn leerling. Tobies is blij en vertrekt. De Schulmeister geeft Tobies –na een draai om zijn oren- gelijk zijn eerste les.
"Ik zal je zeggen, wat je …. moet doen om als genie te worden gezien: je moet ofwel zwijgen- dan denken ze, verdorie, hij heeft veel te verzwijgen, want hij zegt geen woord –of je moet gekke dingen zeggen, dan denken ze, verdorie, die moet wel iets diepzinnigs gezegd hebben, want wij, die normaal alles begrijpen, begrijpen hem niet……. Zeg eens, stom rund, wat hiervan wil je doen?." Gottliebchen; "Ich wills maul halten".
Voor orgel. Speelduur: 11'. Gecomponeerd 2012/13, voltooid 23/01/2013.
Eendelig.
Eerste uitvoering: Noorbeek, 04/11/2011, Peter Verhoogt op het orgel van de St Brigida kerk.
Te verkrijgen via Stichting Orgelconcerten Noorbeek
Passus werd geschreven in de herfst van 2012.Het werk was in feite voltooid begin december. Er zijn niet veel van mijn werken waaraan ik zoveel nazorg heb besteed als aan dit stuk. Kritisch luisteren, een kleinigheid veranderen en wéér kritisch luisteren: je leert van fouten, ook van de kleine en vooral van de goede fouten! Uiteindelijk is de nu bestaande vorm gevonden begin februari 2013.
Passus betekent schrede, lengtemaat en dat heeft betrekking op de lengte, de aanhef en vooral een verticale toonorganisatie die ik baseerde op de bekende koraal 'Jesu meine Freude'.
Het werk is ééndelig en bestaat uit verschillende gedeelten. Na een korte inleiding volgen zes variaties die onderling sterk van karakter verschillen. De koraalmelodie, die zelf in deze variaties partieel en rudimentair aanwezig is klinkt slechts een keer volledig in het pedaal (variatie zes).
Mogelijk zal de koraal moeilijk te herkennen zijn. Hierna –inmiddels vijf minuten verder - volgt een imiterend deel over de noten van het begin van de koraal. De beweging onttrekt zich aan de 'Einheit des Affectes' die voor vele fuga's eeuwenlang zo kenmerkend is gebleven. Dit eens te meer daar na anderhalve minuut dit deel wordt onderbroken door een kort toccata-achtig deel ('een halve minuut). Hierna wordt de imiterende draad weer opgenomen en sluit der fuga (na twee en een halve minuut) waarna opnieuw een toccata volgt en een korte coda.
Voor euphonium en piano. Speelduur: 08'30". Gecomponeerd 2012/13: voltooid 16/01/2013.
Op verzoek van Hans Nickel
Versie voor euphonium en strijkkwartet (opus 92b): voltooid: 31/01/2013
Te verkrijgen via auteur.
Alle vier de delen zijn gebaseerd op het optreden van een ostinaat (een onveranderlijk gegeven). Het ostinaat is hier een tijdsduur, of beter een zekere lengte. Deze lengte kan door een beginnoot worden weergegeven (iedere keer dat de lengte is vervuld is er een gebeurtenis) of door een melodisch fragment worden 'opgevuld', hoe dan ook: de lengte is doorslaggevend voor de compositie. Beginnend op de eerste tel zal na een aantal maten het ostnaat weer op een eerste eindigen(en kan daar opnieuw beginnen). De tussenliggende verschuivingen van een lengte en de combinaties verschillende lengten resulteren in interessante ritmische gestiek.
Deel I is gebaseerd op de lengte van negen achtste noten. Dit ostinaat ligt –met enige uitzonderingen – in de baskant van de piano. Eerst heeft de euphonium de hoofdstem, de piano het ostinaat. Vervolgens heeft de piano de hoofdstem (en het ostinaat) het euphonium voert een sterk ritmische figuur uit. Vervolgens herneemt de euphonium de hoofdstem en neemt de piano de sterk ritmische figuur van het euphonium over (het ostinaat blijft in de piano), Daarna wordt de piano de hoofdstem, het euphonium ondersteunt het ostinaat in de piano. Er ontstaat een vierdelige structuur.
Deel II is gebaseerd op de combinatie van twee lengten; een van zeven achtsten en een van acht achtsten. Het euphonium stelt de lengte van zeven voor. Dan volgen de combinaties van zeven en negen. Deze beide lagen verschuiven zo lang ten opzichte van elkaar en komen pas in de slotmaat weer beide samen op de eerste tel. Hier sluit het deel.
Deel III heeft een lengte van zeven achtsten; eerst in de tuba, dan in de piano en dan weer in de tuba.
Deel IV combineert weer negen, zeven en vier naar het volgende schema:
Tuba | 7 | 4 | 7 | 9 | 7/4 | 4 | 9 | vrij slot |
Diskant piano | 9 | 9 | 4 | 7 | 9 | 7 | 4/7 | vrij slot |
Baskant piano | 4 | 7 | 9 | 4 | vrij | 9 | vrij | vrij slot |
Bezetting orkest: 2 fluiten, 2 hobo's, 2 klarinetten, 2 fagotten, hoorn, slagwerk (1), strijkers. Speelduur: 17'. Voltooid: juli 2013.
Versie voor violoncello en piano (opus 93b).
Te verkrijgen via auteur.
Het eerste deel is een thema met twee variaties, hier staat de cello centraal en is het orkest een ondergeschikte laag.
Het tweede deel is een scherzo. Het bestaat uit een opeenvolging van vijf bewegingen die worden herhaald, zij het dat er steeds een gestiek minder is. Zo ontstaat vanzelf een afbouw naar een afsluiting toe. Na een contrasterend middendeel volgt een gevarieerde herhaling van het scherzo.
Het derde deel combineert de fuga-techniek met variaties. Het deel begint als een fuga-expositie; er zijn twee thema-inzetten. Dan volgen vier variaties op het thema van de fuga. Er volgt een fantasie (vrije ontwikkeling) op het thema, daarna is er een lange cadens voor cello solo en vervolgens komt er een re-expositie van de fuga met verschillende inzetten van het thema.
Voor 2 violen, altviool, violoncello. Speelduur: 12'. Voltooid: 22/10/2013.
Eendelig. Kwart = 66, kwart = 96, kwart = 66, kwart = 96.
Te verkrijgen via auteur.
Het kwartet begint met een langzame inleiding Daarna volgt een sneller gedeelte met twee hoofdgedachten.
De daaropvolgende verwerking is sterk contrapuntisch van opzet wordt in het verloop gecombineerd met fragmenten uit de melodie 'Bist du bei mir' van Johann Sebastian Bach (BWV 508).
Na een herhaling van de langzame inleiding volgt een herhaling van het deel met de twee hoofdgedachten. Een korte coda sluit het werk.
Voor 2 violen, altviool, violoncello. Speelduur: 15'. Voltooid: 11/04/2014.
Te verkrijgen via auteur.
Het eerste deel is een sonate als structuur, zij het dat na de re-expositie een tweede verwerking volgt waardoor de structuur eerder een A-B-A-C wordt.
In het tweede deel wordt een A deel gevarieerd herhaald daarna volgen twee daarmee in losse samenhang staande delen (B en C).
Het derde deel heeft een scherzando karakter. Het eerste gedeelte is driedelig als ABA, waarbij de tweede A een verkorte herhaling is. Na een contrasterend deel wordt deze gehele ABA herhaald, zij het dat de verkorting hier -over de gehele herhaling- nog rigoureuzer is doorgezet.
Voor 2 fluiten, 2 hobo's, 2 klarinetten, 2 fagotten, 2 hoorns, slagwerk (1), strijkers. Speelduur: 19'. Voltooid: 09/02/2015.
Te verkrijgen via auteur.
De symfonie volgt het structuurschema van symfonieën uit de tweede helft van de 18de eeuw en is ook in gestiek met deze periode verwant.
Het Allegro heeft een sonatevorm. Het Largo is in zijn grilligheid capricieus. Het Scherzando is een scherzo met trio en gevarieerde herhaling. Het Presto is opnieuw een sonate als structuur.
Voor gemengd koor (met piano ad libitum). Speelduur: 10'. Voltooid: 20/05/2015.
Te verkrijgen via auteur.
De teksten zijn genomen uit het ritueel van de Rooms Katholieke eredienst en meer speciaal uit het ritueel van de begrafenisplechtigheid.
Het 'Si iniquitatis' is de antifoon van het 'De Profundus' (psalm 130), het 'Averte faciem tuam is' een gedeelte uit psalm 50 en het 'Non intres in judicium' een gedeelte van psalm 142.
I | |
Antifoon | |
Si iniquitates observaveris, Domine: | Als Gij acht slaat op ongerechtigheden heer, |
Domine, qui sustinebit? | Heer, wie zal dan standhouden? |
Psalm | |
De profundis clamavi ad te, Domine; | Uit de diepte roep ik U, Heer, |
Domine exaudi vocem meam. | Heer, hoor mijn stem. |
Fiant aures tuae intendentes | Moge Uw oren de bedoelingen horen, |
in vocem deprecationis meae. | van de smekingen in mijn stem. |
Si iniquitates observaveris, Domine: | |
Domine, qui sustinebit? | |
Quia apud te propitiatio est; | Maar bij u is verzoening |
et propter legem tuam sustinui te, Domine. | wegens uw wet verwacht ik U, Heer. |
Sustinuit anima mea in verbo eius; | Mijn ziel wacht op Zijn woord; |
speravit anima mea in Domino. | mijn ziel hoopt op de Heer. |
Quia apud Dominum misericordia, | Want bij U is barmhartigheid, |
et copiosa apud eum redemptio. | en overvloedig is bij Hem de oplossing |
Requiem aeterna dona eis, Domine | Geef hen eeuwige rust, Heer |
et lux perpetua luceiat eis. | en het eeuwige licht verlichtte hen. |
Si iniquitates observaveris, Domine: | |
Domine, qui sustinebit? | |
II | |
Averte faciem tuam a peccatis meis: | Wend uw gelaat af van mijn zonden |
et omnes iniquitates meas dele. | en doe al mijn ongerechtigheden te niet. |
Cor mundum crea in me Deus: | Schep, een rein hart in mij, Heer |
et spiritum rectum innova in visceribus meis. | vernieuw in mijn binnenste een oprechte geest |
Ne projicias me a facie tua: et spiritum sanctum | verban mij niet uit uw aangezicht, neem uw |
tuum ne auferas a me. | heilige geest niet weg van mij. |
III | |
Non intres in judicium | Treedt niet in het gerecht |
cum servo tuo, Domine | met uw dienaar. Heer |
quia milles apud te | want geen mens |
justificatibur homo | kan zich bij U rechtvaardigen |
nisi per te omnium peccatorum | indien hem niet door U |
ei tribuatur remissio. | vergiffenis van alle zonden wordt gegeven. |
Voor 2 violen, altviool, violoncello, piano. Speelduur: 08'. Voltooid: 24/09/2015.
Te verkrijgen via auteur.
Het eerste, langzame deel bestaat uit drie –duidelijk van elkaar te onderscheiden- delen die steeds korter worden, respectievelijk 60 seconden vervolgens 40 seconden (twee derde korter dan het voorafgaande) en vervolgens 20 seconden (de helft korter). Hierdoor ontstaat een indruk van versnellen naar het tweede deel toe en inderdaad is dit eerste deel gezien als een voorspel naar het tweede.
Dit tweede deel heeft een groei van eenvoudig naar complex en weer terug naar eenvoudig. Het bestaat uit een viertal gegevens die onderling –gelijktijdig- steeds verschillende combinaties aangaan. Deze gedeelten worden onderbroken door tussenspelen.
Voor viool, altviool en piano. Speelduur: 13'. Voltooid: 06/01/2016.
Te verkrijgen via auteur.
Het eerste deel is opgezet als een instrumentaal muziekdramatisch fragment. Om de uitvoering van het recitatief (op toonhoogte spreken) en het arioso (sprekend zingen) te versterken is onder met name de viool (en beperkt de altviool) een tekst genoteerd. Deze is genomen uit Goethe's Faust deel 1: 'Ím Studierzimmer: Faust und Mephistopheles'. De bedoeling is, door deze woorden tijdens de uitvoering geluidloos te spreken, de expressie van de uitvoerende musicus te versterken.
Het tweede deel zijn negen variaties over de eerste 15 maten van mijn lied 'Fiedervieh' voor stem en piano (2012) op tekst van Petra Maria Amrhein.
De variaties zijn geordend in drie groepen. De eerste van iedere groep bestaat uit een variatie over de hoofdstem. De tweede van iedere groep is de hoofdstem als ostinaat: een gelijkblijvend fragment in alle drie de groepen voorzien van vrije tegenstemmen: in variatie II is dit ostinaat er een enkele keer, in variatie V twee keer en in VIII drie keer. De derde van iedere groep is een ontwikkeling op de gegeven melodie.
In een overzicht:
Thema
Voor fluit, hobo, klarinet, hoorn en fagot. Speelduur: 10'. Voltooid: 08/06/2016.
Eendelig: Presto, kwart = 160
Te verkrijgen via auteur.
De structuur van het werk is gebaseerd op een -vanaf de achttiende eeuw -veel toegepast structuurbeginsel: dat van de sonate als structuur. Het idee van deze structuur is: er zijn twee hoofdgedachten die na elkaar worden geëxposeerd, na een verwerking daarvan worden beide herhaald.
Na een eerste hoofdgedachte volgt een overgang naar een schijninzet van de tweede, dan volgt inderdaad de tweede hoofdgedachte gevolgd door een slotgroep in de hoofdtoon daarvan. In de verwerking wordt eerst de eerste hoofdgedachte en daarna de tweede hoofdgedachte ontwikkeld, na een kort vrij gedeelte (cadens) worden in het herhalend gedeelte de eerste en de tweede hoofdgedachte gelijktijdig(!) gespeeld. Na de schijninzet volgt de slotgroep, nu in de hoofdtoon van de eerste hoofdgedachte.
Voor fluit, hobo, klarinet, fagot, hoorn, viool, altviool, violoncello, contrabas. Speelduur: 10'. Voltooid: 31/10/2016.
Eendelig, kwart = 90
Te verkrijgen via auteur.
Het werk is gebaseerd op het Lied 'December' voor stem en piano (2016) op een gedicht van Petra Maria Amrhein.
Nadat het lied in zijn geheel is geciteerd (uiteraard zonder stem) volgt een variatie over een de eerste zeven maten, het eerste fragment, van het lied dat onmiddellijk gevolgd door een ontwikkeling over datzelfde deel. Het lied is in vijf fragmenten verdeeld Het beginsel variatie /ontwikkeling wordt ook op de andere vier fragmenten toegepast. Na deze vijf gedeelten volgt een Coda: een verkorte versie van het lied.
Bezetting orkest: 2 fluiten, 2 hobo's, 2 klarinetten, 2 fagotten, 2 hoorns, slagwerk (1), strijkers. Speelduur: 15'30". Voltooid 15/02/2017.
Eendelig, kwart = 90
Versie voor twee piano's (opus 102b)
Te verkrijgen via auteur.
Het eerste deel bestaat uit drie delen. Het eerste gedeelte is zonder piano. In het middendeel is de piano de hoofdstem. Het derde gedeelte is een herhaling van het eerste maar nu met een omspelende pianostem.
Het tweede deel stelt twee hoofdgedachten voor die zijn gescheiden door een overgang (1) een schijninzet van wat geen tweede hoofdgedachte is en vervolgens een overgang(2) naar de daadwerkelijke tweede hoofdgedachte. Vervolgens wordt deze opbouw ook verwerkt in de volgorde hoofdgedachte een, overgang 1, schijninzet een hoofdgedachte twee. Hierop wordt overgang 2 verwerkt waarna dit tweede deel van het concert met een korte coda sluit.
Voor basklarinet, baritonsaxofoon en drie tomtoms. Speelduur: 03'30". Voltooid: 01/04/2017.
Eendelig, kwart = 90
Als declamatorium met tekst van Pé Hawinkels: Droom (opus 103b). Voor spreekstem, basklarinet, baritonsaxofoon en drie tomtoms.
Te verkrijgen via auteur.
De oorspronkelijke opzet is een declamatorium op het gedicht 'Droom' van Pé Hawinkels met twee melodie instrumenten en slagwerk.
Het korte werk heeft een symmetrische structuur. Het begint met een halve minuut een in versnellende beweging waarin het lastig is een teleenheid te horen, daarna volgt één minuut een dansachtige beweging (goed hoorbare tel); hier zet de spreekstem in. Na een goed hoorbare pauze (tekst: 'geluidloos)'volgt een een afleiding van dit deel, Het is een gevarieerde herhaling, het ritme van de twee melodie instrumenten wordt samengebald in de basklarinet (zij het van achter naar voren), de tom-toms herhalen eveneens hun ritme van achter naar voren, de saxofoon heeft nu een vrije stem. De spreekstem eindigt de tekst en er volgt een naspel dat de eerste minuut van achteren naar voren is, waardoor een sterk vertragende beweging ontstaat.
Bewegingen van achter naar voren zijn (de zogenaamde kreeftengang) zijn vrijwel niet letterlijk volgbaar te horen; wat zij wel doen is het creëren van een samenhang die hoorbaar maar moeilijk duidbaar is. Je vraagt je af: ik hoor een samenhang, maar wat is die?
Voor piano. Speelduur: 05'. Gecomponeerd 25/04/2017 - 05/05/2017, voltooid: 08/05/2017.
Te verkrijgen via auteur.
Deze korte pianostukken ontstonden na een intensieve studie in het voorjaar van 2017 van de Sechs kleine Klavierstücke Op 19 (1913) van Arnold Schönberg.
De analyse van deze werken naar materiaalorganisatie van toonhoogte heeft tot nu toe (2017!) nog geen bevredigende resultaten opgeleverd. Ik meen nu een mogelijkheid op het spoor te zijn gekomen en heb volgens dat technische idee zelf enige zeer korte stukken geschreven.
Natuurlijk ontstaat dan andere muziek dan die van de bestudeerde muziek, want een idee over hoe met tonen om te gaan staat niet gelijk aan het wijze waarop compositorische ideeën in klank tot leven komen.
Voor bes-klarinet, 2 violen, altviool, violoncello. Speelduur: 08'30". Voltooid: 24/05/2017.
Te verkrijgen via auteur.
Het eerste deel heeft een ABA'-structuur. Het A deel heeft een scherzando-karakter en begint met een sterk ritmisch en wordt vervolgd met een meer melodisch deel. Het B –deel (trio) heeft de omgekeerde gestiek; het begint uitgesproken melodisch en wordt steeds ritmischer. Hierna wordt het A-deel gevarieerd herhaald.
Het variatie-idee van het tweede deel bestaat uit een basis van vier lagen met een verschillende tijdsduur. Deze worden voortdurend herhaald, waarbij de lengte van de tijdsduur door één, maar ook door meerdere noten kan worden bepaald. De lagen worden gecombineerd met liggen blijvende stemmen (orgelpunt) en met vrije stemmen.
Laag 1 is in tijdsduren afnemend: de waarden worden, zij het door pauzen gescheiden, steeds kleiner. Dat geldt ook voor laag 3 (in die zin is deze laag een canon met laag 1). Laag 4 doet het tegenovergestelde: vanuit één noot worden er, door pauzen gescheiden, steeds meer noten toegevoegd. Laag 2 is een verschuivend één noot- figuur (die soms wordt onverdeeld) maar in totale tijdsduur onveranderd blijft.
Het overzicht is als volgt:
(de cijfers zijn de verschillende lagen (gelijke nummers betekende de instrumenten werken samen aan dezelfde laag), op=orgelpunt, vrij=vrije stem, zwijgt=de stem pauzeert:)
Thema | Var. I | Var. II | Var. III | Var. IV | Var. V | Var. VI | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Klarinet | 1 | 2 | vrij | 4 | 2 | 4 | vrij |
Viool I | 4 | 4 | 1 | vrij | op | 3 | 3 |
Viool II | 4 | op | zwijgt | 2 | 1 | 3 | 3 |
Altviool | 4 | 1 | 4 | 3 | vrij | 2 | 4 |
Violoncello | 4 | vrij | 3 | zwijgt | 3 | 1 | 4 |
Waarschijnlijk is dit schema te ingewikkeld om zo gehoord te worden; wat ontstaat is een werk waarin te onderscheiden verbanden tijdens verschillende luisterervaringen op verschillende momenten worden gehoord en op die manier steeds weer nieuwe luisterervaringen schept.
Musikdrama (Eine Polit-Satyre). Speelduur: 80'. Gecomponeerd: juli 2017 - maart 2018.
Libretto: Christoph Amrhein.
De regisseur/acteur Christoph Amrhein ken ik al ruim dertig jaar. In 2017 stuurde hij mij zijn Cajaphas, een eenakter die een grote indruk op mij maakte. Dat bracht mij op een idee.
Ik vroeg hem mij een komisch libretto (een ‘buffa’) te schrijven en tot mijn genoegen stemde hij toe. Het werd 'Grossmutter gestorben', waarbij het komische nogal grotesk is geworden: tijdens de scenes vroeg ik mij regelmatig af: is dit om te lachen of om te huilen?
Het verhaal is gebaseerd op een historische gebeurtenis. Het uitlokken van wat de tweede wereldoorlog is geworden, door een gefingeerde aanval van zogenaamd Poolse verzetsstrijders (in werkelijkheid Duitse soldaten) op een Duits radiostation in Gleiwitz, een plaatsje aan de Poolse grens. Het sleutelwoord, het commando op 30 september 1939 om deze actie uit te voeren luidde “Grossmutter gestorben”.
Deze ‘provocatie’ werd door de leiding van Nazi-Duitsland aangegrepen om Polen binnen te vallen: Hitler via de radio: “Seit 5.45 Uhr wird zurückgeschossen”.
In het libretto komen de Duitse soldaten, vermomd als musici aan in een hotel in de buurt van de zender in Gleiwitz. Zij gaan daar – zogenaamd- life een concert geven.
De Ober-Sturmbann-Führer (Chef) is zeer doelgericht.
De mannen (met name Zick/Zack en Hans) laten hun neerbuigende gevoelens over de Poolse bevolking vrije loop, wat des te meer schrijnt daar de hoteleigenaresse (Magdalena) duidelijk van Poolse afkomst is. Alleen Adam houdt zich daarvan afzijdig. Tussen hem en de Magdalena groeit iets teders, vrijwel onmiddellijk belast door de –alleen voor Adam bestemde, bekentenis van Magdalena dat zij een uit Danzig gevluchte Jodin is.
Het stuk eindigt met een strijd tussen de mannen die voor Adam tragisch eindigt, een beschouwende epiloog van Magdalena besluit de opera.
Het werk bestaat uit instrumentale gedeelten, declamatoria en aria’s.
Tijdens de instrumentale gedeelten is er altijd sprake van een handeling, er gebeurt iets op het toneel waarbij (vrijwel) niet wordt gesproken.
De declamatoria staan in de plaats van wat vroeger een recitatief was. Er wordt gesproken terwijl er muziek klinkt.
In deze opera zijn twee soorten declamatoria verwerkt:
De arias (puur gezongen gedeelten) zijn ofwel solistisch of meerstemmig. In dat laatste geval (duetten, terzetten, kwartetten, kwintetten) zingen de verschillende stemmen veelal na elkaar.
Uiteraard komen in de opera ook combinaties van deze –basaal drie- vormen voor. Zo komen in de declamatoria ook gezongen gedeelten voor, soms is de spreekstem aan een gegeven ritme gebonden etc.).
De opbouw van de opera bestaat uit een Vorspiel, 15 scenes en een Finale (met Nachspiel). Aan ieder van deze onderdelen is een centrale toon gekoppeld volgens het schema:
Vorspiel | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | Finale/ | Nachspiel |
C | Des | Es | E | F | G | A | Bes | C | D | Es | F | Fis | As | A | B | C |
Het is eenvoudig te zien dat de betrekkingstonen bewegen (via halve en hele tone van C naar C (8) en vervolgens via hele en halve tonen naar C.
Bezetting orkest: 2 fluiten, 2 hobo's, 2 klarinetten, 2 fagotten, 2 hoorns, 2 trompetten, trombone, slagwerk (1: Marimba, Cymbals (sospesi), Woodblock, Snare Drum, Bass Drum), strijkers. Speelduur: 16'. Voltooid: 18/04/2018.
Te verkrijgen via auteur.
Het concert werd geschreven in de periode maart-mei 2018 en bestaat uit twee delen.
Het eerste deel duurt vier minuten, is langzaam (kwart=66) en onderverdeeld in vier delen die goed zijn te volgen door de beweging van de solo-viool door de registers. Het eerste gedeelte beweegt in het hoge register. In het tweede gedeelte daalt de solo-viool van hoog naar laag. Het derde gedeelte beweegt in het lage register en het vierde beweegt van laag naar hoog.
Het tweede deel duurt twaalf minuten en is complexer van opbouw.
Het opent met een solo voor de viool onderbroken door korte fragmenten in het orkest.Hierna volgt in het orkest een gegeven 1 met een sterk ritmisch karakter waarop in de volgende zin de muziek tot rust komt.
De soloviool speelt hierna een gegeven 2 dat vervolgens gevarieerd herhaald wordt.
Nu een versnellend gedeelte volgen twee variaties van gegeven 1: in de eerste variatie verlangzaamt het orkest en de viool versnelt en in de tweede variatie verlangzaamt de viool en versnelt het orkest.
Nu volgt een langer deel dat een verwerking is van gegeven 2; dit gegeven wordt geïmiteerd waarbij in de imitatie(herhaling) de oorspronkelijke waarden van het gegeven met een constante wordt verlengd. Dat beginsel wordt ook op de tegenstemmen toegepast:
Hierna volgt een variatie van gegeven1 met een nieuwe melodie in de viool en een ontwikkeling van het gedeelte voor de inzet van de soloviool met gegeven 2.
Nu volgt een nieuwe verwerking van gegeven 2: opnieuw zijn er imitaties met constante vergrotingen maar nu is de gelaagdheid driestemmig.
Na een tweetal variaties over gegeven 1 volgt een afbouw met een slotgroep.
Schematisch:
Inleiding |
A gegeven 1: sterk ritmisch beweging in het orkest |
B ontwikkeld uit A: tot rust komend |
C gegeven 2 een melodische beweging in de soloviool |
C' een variatie op C |
D ontwikkeld uit B: maar nu steeds meer in beweging komend |
A1 viool versnelt, orkest verlangzaamt |
A2 viool verlangzaamt, orkest versnelt |
E ontwikkeling uit C: | ||||
Dux (gegeven 2) | Comes 1 (tegenstem 1) | Comes 2 (tegenstem 2) | ||
Dux (gegeven 2) | Comes 1 (tegenstem 1) | Comes 2 (tegenstem 2) | ||
(+ zestiende) | (+ kwart) | (+ zestiende) | ||
A3 een variatie op gegeven 1 |
D1 een variatie op deel D |
F ontwikkeling uit C: | ||||
Dux | Comes 1 | Comes 2 | ||
(+ kwart) | (+ zestiende) | - | ||
Dux | Comes 1 | Comes 2 | ||
- | (+ zestiende) | (+ kwart) | ||
Dux | Comes 1 | Comes 2 | ||
(+ zestiende) | - | (+ zestiende) | ||
A4 een variatie op gegeven 1 |
A5 een variatie op gegeven 1 |
B1 een variatie over het tot rust komend gedeelte |
Slotgroep |
viool, altviool, violoncello en piano. Speelduur: 12'30". Voltooid: 11/09/2018.
Te verkrijgen via auteur.
Het eerste deel is geheel op een combinatie tussen ontwikkeling– en canontechniek gebaseerd. In de piano klinkt een sterk ritmisch gegeven terwijl de strijkers als tweede laag zich gezamenlijk vinden in een klankveld; onmiddellijk volgend worden de rollen omgekeerd: de piano speelt een klankveld en de drie strijkers het ritmisch gegeven.
Er volgt een korte, vrij canon gebaseerd op het ritmische gegeven in de viool en de linkerhand van de piano. De overige stemmen vormen een tweede laag.
Nu worden in alle instrumenten gegevens uit het klankveld ontwikkelt in een toenemende versnelling van de gebeurtenissen.
Er volgt een driestemmige canon gebaseerd op de vorige tweestemmige. Een imitatie staat in de tegentijd (wordt een achtste verschoven) en de andere in de tegenbeweging (intervallen die stijgen worden dalend en omgekeerd).
Het volgende gedeelte is een vrij beweging achteruit van de ontwikkeling uit het klankveld die daardoor nu vertragend werkt.
Er volgt een vierstemmig canon gebaseerd op de vorige driestemmig, de toegevoegde stem is niet alleen een achtste verschoven maar staat eveneens in de tegenbeweging. Een korte coda sluit dit deel.
Het tweede deel is geheel op een combinatie tussen variatie – en canontechniek gebaseerd. Het volgende overzicht geeft de plaatsing en verwerking van het thema over de verschillende instrumenten weer. De overige instrumenten spelen dan een secundaire laag of zwijgen.
A | Het thema enigszins vervormd in de linkerhand van de piano |
A1 | Een variatie over dit thema in de cello |
C (uit A) | Een tweestemmige canon op het thema tussen vla en vl |
A2 | en tweede variatie over dit thema in de vl |
A3 | Een derde variatie over dit thema in de vla |
C1 | Een tweestemmige canon op het thema tussen vc en de rechterhand van de piano |
A4 | Een vierde variatie over dit thema in de pf |
C2 | Een driestemmige canon op het thema tussen vl en vla en vlc |
Een coda sluit dit deel. |
piano. Speelduur: 11'. Voltooid: 14/10/2018.
Te verkrijgen via auteur.
Deze pianostukken werden in korte tijd geschreven met als achtergrond een pianomuziek te componeren die volledig aan mijn eisen voldoet en van een middelmatige moeilijkheidsgraad is.
De onmiskenbare bedoeling was de nog niet ver gevorderde pianist een aantal werken in hedendaagse stijl te geven.
Bezetting orkest: 2 fluiten, 2 hobo's, 2 klarinetten, 2 fagotten, 2 hoorns, trompet, trombone, slagwerk (1: Marimba, Cymbals (sospesi), Woodblock, Snare Drum, Bass Drum), strijkers. Speelduur: 12'. Voltooid: 6/12/2018.
Het concert werd geschreven in de periode oktober/december 2018 en bestaat uit drie delen.
Het eerste deel duurt 2,5 minuten, is langzaam (kwart =76) en onderverdeeld in twee delen. Het eerste onderdeel bestaat uit acht inzetten van de soloklarinet die van elkaar gescheiden zij door steeds kortere rusten (acht kwartrusten, dan zeven , dan zes etc tot één). Het tweede onderdeel heeft dezelfde opbouw zij het dat de rusten nu steeds langer worden: (van een tot acht kwartrusten). Een korte cadens sluit het deel.
Het tweede deel is snel (kwart = 176) duurt 4,5 minuten en is een scherzando met tussendeel en herhaling van het scherzando. Het eerste deel bestaat uit vier variaties over een gegeven, het middendeel –in iets rustiger tempo- is driedelig (B-C-Variatie van B), daarna volgt een gevarieerde herhaling van de eerste vijf variaties. Een korte coda sluit het deel.
Schematisch:
A, A1, A2, (kort tussenspel voor klarinet solo) A3, A4, (tussenspel), A5 (tussenspel)
B, C, B1
Var A, Var A1, Var A2 ( klarinet solo) Var A3, Var A4, (tussenspel), Var A5 (tussenspel)
Het derde deel zijn variaties op een eigen lied voor stem en piano: Jahreswende op een gedicht van P.M. Amrhein.
Eerst klinkt het lied waarbij de zangstem wordt vertolkt door de klarinet. Dit lied bestaat uit vier delen (ABCD). Achtereenvolgens worden de afzonderlijke delen gevarieerd en meteen daarna ontwikkeld.
Schematisch:
Lied (ABCD)
Variatie en ontwikkeling op A
Variatie en ontwikkeling op B
Variatie en ontwikkeling op C
Variatie en ontwikkeling op D
klarinet (bes) en basklarinet (bes). Speelduur: 10'. Voltooid: 23/01/2019.
Voor Paulien
Eerste uitvoering: Vaals, 16/11/2019, Pauline Dieteren en Beppie Pacquay.
In de herfst van 2018 vroeg Paulien ten Koppel mij een werk voor klarinet en basklarinet. Daar ik haar ken als een voortreffelijk klarinettist en een toegewijd musicus zegde ik met plezier toe.
Tweern werd geschreven tussen 7 en 23 januari 2019.
Het bestaat uit twee delen die zonder pauze op elkaar volgen.
Het eerste deel is langzaam en bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel is eenstemmig bestaat uit een opeenvolging van groepen van drie tonen die vanwege de grote omvang over beide instrumenten zijn verdeeld. Het tweede onderdeel is een gevarieerde herhaling waarbij de tonen een, twee en drie op verschillende wijze over elkaar heen schuiven. Na een korte overgang volgt deel twee.
Dit deel twee is verdeeld in drie groepen.
De eerste groep bestaat uit drie gedeelten. Gedeelte één begint met een klankveld waaruit individuele noten geprononceerd naar voren springen. Na een maat rust volgt gedeelte twee: een combinatie tussen dit klankveld een vrije imitatie over het ritme van de ook hier geprononceerde noten. Na een korte onderbreking van twee maten (lange noten in de basklarinet) volgt gedeelte drie: een canon over het ritme van de imitatie in die zin dat het ritme van de twee instrumenten uit de eerste twee zinnen wordt ‘samengevat’ en eerst in het ene instrument (de klarinet) en dan –imiterend- in het andere instrument (de basklarinet) wordt geplaatst.
Als overgang naar de tweede groep volgt nu een korte vrije cadens in de basklarinet. De tweede groep bestaat uit vijf gedeelten gebaseerd op twee melodieën (A en B). A begint in de klarinet met een begeleiding in de basklarinet (gebaseerd op het ritme van de canon). Dan volgt B in de basklarinet met een begeleiding in de klarinet gebaseerd op de ‘vrije imitatie’. Hierop volgt een variatie van A en B gelijktijdig. Een sterk gevarieerde B in de klarinet wordt begeleid door figuren uit het klankveld in de basklarinet en tenslotte volgt een gevarieerde A in de basklarinet begeleidt door een tegenstem in de klarinet.
Als overgang naar groep drie volgt nu een vrije cadens in de klarinet. Groep drie bestaat opnieuw uit drie gedeelten. Deel een en twee zijn een ontwikkeling op een gegeven dat in het ‘imiterend gedeelte’ van groep een, een vrij onbelangrijke begeleidende gestiek was. De eerste ontwikkeling is in de klarinet (de basklarinet begeleidt) dan in de basklarinet (de klarinet begeleidt). Na een vertraging wordt het tempo in gedeelte drie hernomen met een combinatie van het klankveld en de ontwikkelingen uit het onmiddellijk voorafgaande deel, het is zo een gevarieerde herhaling van het klankveld van het begin. Na een maat pauze wordt het ‘imiterend gedeelte’ herhaald, tegelijkertijd wordt de beweging afgebouwd door steeds meer optredende rusten.
Een korte coda sluit het werk.
Voor 2 violen, altviool en violoncello. Speelduur: 14'30". Voltooid: 22/02/2019.
Begonnen in december 2018 werd het werk na deel I onderbroken door de compositie van Tweern (op 110). De delen III en II werden in Februari 2019 voltooid.
Deel I is een fuga (structuur waarin imiterende gedeelten worden afgewisseld met niet-imiterende gedeelten: de tussen spelen) waarbij het thema bestaat uit groepjes van een aantal noten en de articulatie daarvan. Hoogte en duur zijn daarmee volledig vrij. Ieder groepje wordt onderbroken door een rust van gelijkblijvende lengte.
(Het thema is: twee noten legato, pauze, drie noten staccato, pauze, drie noten legato, korte rust en twee legato, een noot staccato).
De opzet is dat de (vier) imiterende gedeelten steeds korter en de (vier) tussenspelen steeds langer worden.
Deel II is een scherzo, dit bestaat uit een eerste A zin die wordt gevolgd door een tweemaal gespeeld B zin. Er volgt een sterk gevarieerde herhaling van A en B (B slechts een keer gevarieerd). Na een tussendeel (ook weer uit twee zinnen bestaand) wordt het scherzo gevarieerd herhaald.
A BB A’B’
C D
A” B’’ A’’’’ B’’’’
De variatie na het tussendeel bestaat voornamelijk uit de verwisseling van plaats van de stemmen. Zo wordt de muziek van viool 1 van A B die van de violoncello van A’’B’’, viool twee wordt altviool, altviool wordt viool 2 en violoncello wordt viool 1.
Schematisch: viool 1 = 1, viool 2 = 2 altviool = 3 en cello = 4
1 | wordt | 4 |
2 | 3 | |
3 | 2 | |
4 | 1 |
In A’’’B’’’’ is de verwisseling:
1 | wordt | 3 |
2 | blijft | 2 |
3 | wordt | 4 |
4 | 1 |
Deel III is gebaseerd op een van de pianostukken (nr 5) uit op 109 (XII Kinderstücke für Klavier). Deze korte compositie is tweestemmig, zij het dat de ene stem voornamelijk uit secundesamenklanken bestaat en de andere uit tritoni.
In deel III van het kwartet wordt het pianostuk eerst geciteerd, daarna volgen er tien variaties. De variatie techniek is een voortzetting van wat al in het deel II werd toegepast.
De vier lagen( de twee paren van twee stemmen) keren in wisselende aantallen terug in de variaties De niet aangehaalde lagen vormen een vrije tegenstem.
De volgorde is thema, var 1: een vrije tegenstem (drie lagen geciteerd), var 2 twee vrije tegenstemmen (twee lagen geciteerd) var 3 drie vrije stemmen (een laag geciteerd). Dit beginsel wordt driemaal herhaald en word besloten met variatie 10 die een plaats verwisseling van alle vier de stemmen laat horen.
Bezetting: 2 fluiten, 2 hobo's, 2 klarinetten, 2 fagotten, 2 trompetten, 4 hoorns, 2 trombones, bastuba, slagwerk (1:Marimba, Cymbals (sospesi), Snare Drum, Bass Drum, Timpani (2)), Strijkers. Speelduur: 14'. Voltooid: 22/05/2019.
De schetsen van dit werk dateren van 20/21 maart (deel 1), 8/9/10 april (deel 2) , 1 april (deel III), 25 april (deel IV) en 6/7 mei (deel V). Daarna waren twee weken nodig om deze ontwerpen uit te werken naar de compositie zoals die nu is. De delen duren ieder minimaal twee en maximaal drie minuten.
I
Het eerste deel bestaat uit twee bewegingen.
De eerste is een groep van snelle dalende bewegingen. Iedere groep wordt zodanig verkort dat tot slot slechts een akkoord overblijft (van negen bewegingen naar twee).
De tweede groep, die hier op volgt, is een ritme op akkoorden uitgaand van het slotakkoord van de voorafgaande beweging.
Wat volgt is opnieuw beweging een, zij het dat de groepen snelle noten stijgen en van kort naar lang wordt vergroot (van twee bewegingen naar negen).
Dan volgt een korte driestemmige kanon over het ritme in akkoordvorm van beweging twee. Vervolgens wordt beweging een hernomen in canon: de ene stem stijgt (van negen bewegingen naar twee) en de imiterende stem daalt (ook van negen bewegingen naar twee).
Dan lijkt beweging twee terug te komen, maar die verzandt in een verlangzaming waarmee dit deel sluit.
II
Deel twee is een combinatie van een thema met variaties en een ABA’ structuur. Het thema gebouwd op een voortdurende combinatie van een tweetonig gegeven, afwisselend gebracht in de strijkers en de houtblazers (met enige koper).
Variatie een gaat in dezelfde gestiek verder zij het dat het koper sterker deelneemt aan de beweging.
In variatie twee worden de groepen van twee verder uit elkaar geplaatst. Tegelijk klinkt een melodische beweging in het hoge register ( houtblazers) en vervolgens in het lage register (violoncello/contrabas en trombone).
Nu volgt een tussengedeelte in een iets rustiger tempo, goed herkenbaar aan de overheersende beweging in drieën in een secundaire laag. De melodische hoofdstem beweegt overwegend in een driedelig ritme in de vierdelige maat (hout afwisselend met hoge strijkers).
Het snelle tempo wordt hernomen met variatie vier die op haar beurt een variant is van variatie twee: nu met een melodische beweging eerst in het lage register (violoncello) en daarna hoog (hobo/klarinet).
Variatie vijf is een variant van variatie twee, de stemmen wisselen van plaats: laag wordt hoog en omgekeerd.
Dan volgt variatie zes als variant van het thema zelf met eveneens een verplaatsing in register van de deelnemende stemmen.
Een korte coda (vertraging van het tweedelig gegeven) sluit dit deel.
III
Deel drie is gebaseerd op een vierstemmige koraalachtige zetting (beweging in sopraan-, alt- tenor- en bas-ligging). Deze klinkt eerst in het koper en wordt daarna in de strijkers herhaald met bescheiden tegenstemmen in het hout.
Dan worden de sopraan en altstem in het lage register herhaald met tegenstemmen in een blaaskwintet (fluit, hobo, klarinet, fagot en een hoorn).
Vervolgens worden tenor en basstem in het hoge register geplaatst met tegenstemmen in het lagere register (trombone/hoorn/tuba).
Een aanzet van de koraal (de eerste vijf maten in vertraging) sluit het deel.
IV
Deel vier is gebaseerd op twee bewegingen.
De eerste is ritmisch en duurt drie maten, gevolgd door dezelfde beweging van achter naar voren vergezeld van een ‘storende’ beweging in de trombone. Nu volgt een ontwikkeling van het ritmische gegeven: het wordt steeds korter en tegelijk wordt een melodische beweging steeds belangrijker, die is gebaseerd op de ‘storende’ gestiek van de trombone,.
Het tweede gegeven is melodisch van opbouw en bestaat ook uit drie maten. Het wordt ontwikkeld door de melodische bewegingen steeds langer te maken.
Nu volgt opnieuw de eerste beweging zij het dat het begint met een ontwikkeling die start bij het eindpunt van het eerste gedeelte. De ‘storende’ gestiek leidt, samen met een steeds langer wordend optreden van het gegeven, naar dit gegeven zelf.Het tweede gegeven wordt nu herhaald zij het dat het tweede gedeelte ervan als eerste en het eerste gedeelte ervan als tweede klinkt.
V
Uitganspunt van deel vijf is het ritme van een kinderlied. De verschillende ritmen van de zinsgedeelten worden vierstemmig geïmiteerd (stem 1,2,3,4).
Het deel begint met een korte inleiding. Dan volgt het ritme van de stemmen 3 en 4 (imiterend) in de hoge strijkers met een klankveld in het hout.
Dan volgen stemmen 1 en 2 in de lage strijkers (imiterend) met opnieuw een klankveld in het hout.
Tenslotte volgen de stemmen 1,2,3,4 in het koper (trompet, hoorn, trombone en tuba) in hun oorspronkelijke ligging en met vierstemmige imitatie van het ritme van de zinnen van het kinderlied.
Een korte referentie aan de inleiding sluit het deel.
voor fluit, altviool en harp. Speelduur: 14'. Voltooid: 24/07/2019.
Dit werk werd geschreven in de maanden juni/ juli 2019
I
Het eerste deel is een passacaglia: een compositie waarin een gegeven (vrijwel) onveranderlijk wordt herhaald (zorgt voor samenhang) en de andere stemmen daarmee contrasteren (zorgt voor afwisseling).
Het thema wordt hier door de harp gespeeld. De fluit en viola hebben de tegenstemmen. Het thema bestaat uit vierstemmige akkoordopeenvolging met als ritme een tijdsduur in kwarten (3,4,3,3,2,1 ½, 2, 1 ½ ) en wordt 12 keer –met onderbrekingen- herhaald).
De opbouw van dit deel is:
II
Dit tweede deel heeft een eenvoudige driedelige structuur: een frase wordt twee maal gevarieerd. Het basisgegeven klinkt als middendeel in de harp (A). Dit wordt voorafgegaan door een vrije variatie in de fluit (A1) en gevolg door een vrije variatie in de viola (en gedeeltelijk) de fluit (A2). De volgorde A1, A, A2 zal natuurlijk worden gehoord als A, A1, A2.
Na een kort verbindend gedeelte volgt aansluitend deel III
III
Dit deel (A) begint met een drietonig gegeven dat wordt verdeeld over fluit, viola en harp. Het bestaat uit twee zinnen.
Het volgend deel (B) heeft een nieuw gegeven in de harp dat bestaat uit twee zinshelften(a/b).
De viola heeft het ritme van A en de fluit is een secundaire laag. Dan volgt een ontwikkeling uit het eerste gedeelte van de harp (a) in de fluit, de twee andere instrumenten hebben ieder een secundaire laag en vervolgens volgt in de viola een ontwikkeling op het tweede gedeelte van de harp (b), de fluit heeft het ritme uit A en de harp een secundaire laag.
C is gebaseerd op een vergroting van het ritme van A; eerst wordt iedere waarde (en iedere achtste en kwart rust) verlengd met een zestiende daarna met een kwart.
Dit deel bestaat uit twee zinnen en het beeld is als volgt:
Zin 1 | fl: vrij |
vla: het ritme van A vergroot met een constante achtste | |
hrp: het ritme van A vergroot met een constante kwart | |
Zin 2 | fl: het ritme van A vergroot met een constante achtste (achterwaarts) |
vla: het ritme van A | |
hrp: het ritme van A vergroot met een constante kwart (achterwaarts) |
Zin 1 | fl: het ritme van A vergroot met een constante kwart |
vla: vrij | |
hrp: vrij | |
Zin 2 | fl: vrij |
vla: het ritme van A vergroot met een constante kwart | |
hrp: vrij |
Deel D is een variant van B zij het dat de drie zinnen achterwaarts op elkaar volgen. Eerst de ontwikkeling op b in de harp, dan de ontwikkeling op a in de viola en tenslotte a/b in de fluit.
Hierna volgt een variatie van A met een toegevoegde afsluitende zin gebaseerd op A.
Schematisch:
A | A |
A' | |
B | B |
C (uit B) | |
D (uit B) | |
C | E (uit A) |
F (uit A) | |
D | G (uit A) |
H (uit A) | |
B' | D' (uit B) |
C' (uit B) | |
B' | |
A | A |
A' | |
A'' |
Drie stukken voor vierstemmig gemengd koor. Speelduur: 5'.
Tekst: Petra Maria Amrhein.
Koor (SATB).
Dit werk bestaat uit drie gedeelten die zonder pauze in elkaar overgaan. De delen werden geschreven op 29 juni, 30 juni en 01 augustus 2019. De teksten werden genomen uit de bundel “Zwischenräume” (Bonn 1988) van de dichteres (particuliere uitgave)
Het eerste (Einer) is een koraalachtig koorlied, de hoofdstem is de sopraan. De overige stemmen zingen secundaire lagen die de vorm van het gedicht ondersteunen.
In het tweede (Thule I) wordt de hoofdstem verdeeld over afwisselend de sopraan en de alt. De stemmen die niet hoofdstem zijn, zingen secundaire lagen die de vorm van het gedicht ondersteunen.
In het derde deel (Thule II) wordt de hoofdstem verdeeld over de vier stemmen; sopraan, alt, tenor en bas. De stemmen die niet hoofdstem zijn, zingen secundaire lagen die de vorm van het gedicht ondersteunen.
voor violoncello en piano. Speelduur: 13'. Voltooid: 10/09/2019.
Het werk werd geschreven in de periode 7 augustus tot 10 september 2019.
Deel I begint met een gegeven (A) verdeeld over de cello en de piano dat gevarieerd wordt herhaald (A2).
Er volgt een nieuw gegeven (B) dat wordt ontwikkeld in een versnelde beweging die uitmond in twee variaties op het eerste gegeven (A3 en A4).
Na een uitgeschreven vertraging (D) volgt een nieuw gegeven (E) in de cello dat vervolgens wordt gevarieerd in de piano (E1), dan weer de cello (E2) en vervolgens weer in de piano (E3).
Na een gevarieerde herhaling van de gecomponeerde vertraging (D in achterwaartse beweging waardoor een vertraging ontstaat) volgt een vijfde variatie op het eerste gegeven (A5)
Na de herhaling van het gegeven B en de daarop volgende versnelde beweging volg een korte slotzin.
Deel II begint met een gegeven in de violoncello en de piano (A). Na een korte overgang volgt een variatie van dit gegeven in de piano, (de cello heeft een vrije stem) gevolgd door een ontwikkeling over dit gegeven(B). Na een korte overgang volgt een variatie van A (in cello en piano). Gevolgd door een canon over A in de piano (hoog register) en de cello/ piano (laag register).
B volgt nu in achterwaartse beweging en het werk sluit met een korte slotzin.
Deel III bestaat uit twee delen. Het langzame deel is gebouwd op het ritme van een zin A en het ritme van een zin B, de melodische orde is vrij. Na A en B volgt opnieuw het ritme van A en een variatie over het ritme B. Na een ontwikkeling over B en een variatie volgt opnieuw A.
Dan volgt een tweede snel deel dat vanuit een snelle beweging uitgeschreven tot stilstand komt.
Sextet voor klarinet (bes), hoorn en strijkkwartet. Speelduur: 14'. Voltooid: 29/10/2019.
(Lat.): zes-riemig galei.Het werk werd geschreven van 25 september tot 29 oktober 2019. Het bestaat uit drie delen (deel II en III gaan zonder pauze in elkaar over). Ieder deel heeft hetzelfde tempo, maar een verschillend karakter en de lengte van de delen neemt evenredig af; respectievelijk 8’, 4’en 2’.
Deel I bestaat uit twee delen (A en B).
A heeft een duidelijk te volgen opbouw: het eerste gedeelte (a), met overwegend lange noten, wordt door strijkers gespeeld, dan volgt een solo voor klarinet (b), een gedeelte voor strijkers en hoorn met opvallende ritmen in drieën (c) dan een hoorn solo(d) en tenslotte een gedeelte met hoorn en klarinet met opvallende verdelingen in vieren (e).
B begint met als hoofdstem de hoorn, die is gebaseerd op de klarinetsolo van A (thema 1).
Deze hoofdstem wordt overgenomen door de viool 1, de altviool speelt een tegenstem (thema2) gebaseerd op hoornsolo van A. Vervolgens worden de combinatie van deze twee thema’s vier keer herhaald in verschillende instrumenten en registers; de laatste twee keer gecombineerd met de bewegingen in drieën en daarna in vieren uit A.
Een gevarieerde herhaling van de a besluit het deel.
Deel II bestaat uit vier delen.
A is op zijn beurt een driedelige opbouw van 9 keer een 5/4, negen keer een 4/4 en negen keer een 3/4 maat.
B zet in met een drukke beweging en wordt verder steeds verder afgebouwd tot slechts een lange) noot overblijft (in de viool in het hoge register).
Dan volgt C met eenzelfde maatindeling als A maar dan van voren naar achteren: eerst negen keer een 3/4, dan negen keer een 4/4 en dan negen keer een 5/4 maat (onderbroken door tussenmaten). Hierna volgt D een afsluitend gedeelte.
Zonder onderbreking volgt nu deel III. Het bestaat uit vijf keer eenzelfde ritme (soms licht gevarieerd) gecombineerd met de bewegingen in drieën en vieren uit deel I.
Voor 2 violen, altviool en violoncello. Speelduur: 14'. Voltooid: 09/12/2019.
Het werk werd geschreven van 21 november tot 9 december 2019. Het bestaat uit drie delen (deel II en III gaan, weliswaar met een rust, maar zonder pauze in elkaar over). De lengte van de delen is zodanig dat het eerste deel net zo lang duurt als deel twee en drie samen; respectievelijk 7’en 4’+ 3’.
Deel I bestaat uit twee delen en A en een B (uit A)
A
Het eerste deel bestaat uit drie zinnen en een afsluitende groep:
A een eerste idee bestaande uit een groepje noten hoog, gevolgd door een groepje noten laag gevolgd door een snelle beweging en een ontwikkeling daarvan
B een overgang die opvalt door de snelle toonrepetities. Na een korte (tweestemmige) verbinding volgt:
C een gedeelte met een gefragmenteerde melodie met veel maatwisselingen
D een afsluitende groep die bestaat uit één zin met gevarieerde herhaling
B (uit A)
Nu volgt een verwerkende herhaling van het voorafgaande.
E (uit A) hier wordt met name de snelle beweging verwerkt
F (uit B) de toonrepetities worden gecombineerd met de snelle bewegingen uit A en met melodische fragmenten
C’ het C gedeelte wordt herhaald zij het dat de instrumenten hun partijen onderling hebben verwisseld, na een gedeelte gebaseerd op de tweestemmigheid aan het eind van B) volgt:
C’’ het C gedeelte met een andere uitruil van partijen van C
G (uit D) eerst een variant op de eerst zin van D met de snelle beweging uit A en de toonrepetities van B
H (uit D) dit is een ontwikkeling op de voorafgaande zin met een korte afsluitende slotgroep.
Deel II bestaat uit vijf zinnen.
De eerste zin (A) bestaat uit de vier keer de herhaling van een ritme dat bestaat uit een toonduur van vier eenheden(tellen), drie eenheden, twee eenheden en een eenheid. Deze zijn verdeeld over de vier instrumenten zodanig dat ieder instrument een duurwaarde heeft.
Hierna wordt A gevarieerd herhaald als A’ (met opvallende snelle bewegingen tussen de vier groepen.
Dan volgt een zin B: de oorspronkelijke vierstemmigheid wordt driestemmig (in viool 1, viool 2 en viola)en er is een vrije stem, hier de violoncello.
Dit idee wordt voortgezet en er volgt een zin C met de eerste helft van A in tweestemmigheid (in viool 1 en viola) met twee vrije stemmen: violoncello en viool 2.
Dan volgt de tweede helft van A maar nu eenstemmig (in de viool1) met drie vrije stemmen: violoncello, viool 2 en viola.
Na een korte cadens(in de viool 1) volgt een zin D met vier vrije stemmen (de A is geheel verdwenen).
Een korte afsluiting bevestigt het einde van dit deel.
Weliswaar met een rust, maar zonder onderbreking volgt nu deel III.
Dit deel bestaat uit acht zinnen (voorafgegaan door een korte inleiding en al dan niet met korte onderbrekingen tussen de zinnen onderling en afgesloten met een slotgroepje).
Het idee van dit werk is een gegeven gedeelte (gevarieerd) te herhalen en in deze herhaling te combineren met een tweede laag en zo verder. Het volgende schema verduidelijkt de zinsstructuur:
Inleiding A | A | A' | A (slotgroep) | ||||||
B | B | B | B | ||||||
C | C' | C" | C" (halve zin) | ||||||
D | E | E (halve zin) |
De aanduiding halve zin betekent dat de twee zinnen samen de lengte van de andere zinnen hebben.
Voor sopraan, klarinet en basklarinet. Speelduur: 16'. Voltooid: 04/02/2020.
Gedichten: John Slangen.
Geschreven op verzoek van Beppie Pacquai en Paulien ten Koppel
Na een succesvolle samenwerking in het instuderen en uitvoeren van Tweern (klarinet en basklarinet op 111) door Beppie Pacquay en Paulien Dieteren, vroeg Beppie zich af of ik niet een werk wilde schrijven voor zangstem, klarinet en basklarinet. Zij zag mogelijkheden voor een uitvoering in het festival Vocallis dat in 2020 het thema ‘dubbeltalenten’ heeft.
Van tijd tot tijd ontsnapt mij poëzie al heb ik nooit het idee gehad daarmee in de openbaarheid te treden, ondanks diverse aansporingen daartoe. In dit voorstel vloeiden twee ideeën samen. Graag wilde ik iets voor Beppie en Paulien schrijven en waarom dan niet op eigen tekst (‘dubbeltalenten’).
Ik stuurde hen een cyclus van zes korte gedichten die ik schreef in mei 2016 (Wat wind doet). Hun reacties sterkten mij in het besluit deze gedichten te toonzetten.
Het werk werd geschreven van 8 januari tot 5 februari 2020. (Een eerste schets is gedateerd december 2019). Het bestaat uit een opeenvolging van zes korte gedichten die zonder pauze in elkaar overgaan.
voor twee violen, twee viola’s en twee violoncelli. Speelduur: 12'. Voltooid: 19/03/2020.
Ieder deel duurt 3 minuten, daarmee zijn de delen ondanks hun verschillend karakter, allen even lang.
Deel I werd geschreven op 18, 19 en 20 februari. Deel II op 3 en 4 maart. Deel III op 24 en 25 februari en deel IV op 9, 11 en 19 maart.
Deel I begint met een gegeven in de viool 1 en 2. Dit bestaat uit twee groepen van zes gestieken: eerst een groep van zes korte tweeklanken (drie gelijktijdig en drie vlak na elkaar) de tweede uit twee groepen van drie met elkaar verbonden tonen.
Deze twee groepen worden voortdurend herhaald zij het met een rotatie in iedere herhaling: 1 2 3 4 5 6 wordt 2 3 4 5 6 1 wordt 3 4 5 6 1 2 wordt 4 5 6 2 2 3 wordt 5 6 1 2 3 4 wordt 6 1 2 3 4 5 en daarna de oorspronkelijke volgorde.
De overige instrumenten spelen secundaire lagen of tegenstemmen.
A | de twee gegevens in vl 1 en vl 2 |
A1 | de twee gegevens in de eerste rotatie in vl 2 en viola 1, vl speelt een tegenstem |
A2 | de twee gegevens in de tweede rotatie in viola 1 en viola 2, vl 1 en vl 2 spelen tegenstemmen |
A3 | de twee gegevens in de derde rotatie in viola 2 en vc 1, vl 1,2 en viola1 spelen tegenstemmen |
A4 | de twee gegevens in de vierde rotatie in vc 1 en vc 2, vl 1,2 en viola1,2 spelen tegenstemmen |
A5 | de twee gegevens in de vijfde rotatie in vc 2 en vl 1, vl 2 en viola1,2 en vc 1 spelen tegenstemmen |
A6 | de twee gegevens in de oorspronkelijke volgorde in vl 1 en vl 2, viola 1 en vc 2 spelen een secundaire laag |
Deel II is een snelle beweging. Een gegeven (A) bestaat uit twee lagen; een laag in het hoge register en een in het lage register) Na deze A volgt een gevarieerde herhaling (A1); de twee lagen hebben hun register verwisseld; wat hoog was wordt laag en wat laag was wordt hoog. Dan volgt (B uit A) een canon over A: de inzet(Dux) is in de twee violen en viola 1, de imitatie (Comes) in de viola 2 en de twee violoncellen. Een slotgroep (C) sluit de dit gedeelte. Het nu volgende middendeel (D) begint in viool 2, beide violas en beide violoncellen met een ritme in drie akkoorden die worden gescheiden door een rust. Vervolgens worden deze rusten tussen de akkoorden steeds langer. Viool 1 speelt een vrije tegenstem die de verlenging verduidelijkt door afwisselend (per verlenging) uit een melodisch gegeven dat uit fragmenten bestaat ofwel een melodisch gegeven dat met aan elkaar gebonden noten wordt gespeeld (legato). Hierna volgt een korte afsluiting.
De canon (Buit A) wordt gevarieerd herhaald; de drie lage strijkers beginnen (Dux) de drie hoge strijkers imiteren (Comes). Ook hierna volgt een korte afsluiting.
Deel III bestaat uit een gegeven (A) in de tweede violoncello (espressivo), na een korte afsluiting volgt een variant (A1) van dit gegeven in cello 1 (intervallen dalend worden intervallen stijgend), na een korte afsluiting volgt een tweede variant (A2): cello twee heeft het oorspronkelijke gegeven (A1) en viool 1 imiteert met de eerste variant (A1). De overige stemmen spelen tegenstemmen waarvan de bewegingen steeds sneller worden.
Deel IV begint meet een zin (A) dat bestaat uit een ritme in vijf akkoorden met een variant daarop en vervolgens weer een variant. Dan wordt deze zin gevarieerd herhaald (A1) en beëindigt met een melodisch fragment in de violoncello. Nu volgt vijf maal een rotatie van het ritme van de eerste twaalf akkoorden van A in groepjes van 6, die worden gescheiden door een –steeds korter wordend – melodisch fragment. Na een korte afsluiting volgt de eerste beweging(A) nu canonisch herhaald: eerst in de oorspronkelijke waarden dan in de halve waarden(verkleining).
Trio voor klarinet, viola en piano. Speelduur: 12,5'. Voltooid: 08/04/2020.
Eerste uitvoering: Vaals 14/05/2022, door Ricarda Schuman, Paulien Dieteren, Guus Ghijsen, Arno Dieteren. Video beschikbaar
Perkaal werd geschreven tussen 25 maart en 8 april 2020.
Het werk is gebaseerd op twee gegevens (A en B). A bestaat uit twee delen: een opeenvolging (8 maten) van korte groepjes van vier noten die na een kort tussenspel worden herhaald van achteren naar voren (kreeft). B bestaat uit twee melodische gegevens: melodie 1 (12 maten) en melodie 2 (12 maten).
Het werk opent met A, vervolgens wordt A afgebouwd door de herhaling van het eerste gedeelte van A (8 maten) steeds met een maat in te korten en tegelijk de oorspronkelijke lengte van 8 maten te behouden te behouden(wordt zo een opeenvolging van 7 maten A + 1 maat, 6 maten A + 2 maten etc).
Hierna volgt gegeven B. Eerst melodie 1 in de klarinet dan melodie 2 in de viola. De piano zowel bij melodie 1 als 2 een contrasterende laag.
Nu vind er –gebaseerd op de contrasterende laag van de piano- een afbouw plaats: deze muziek van wordt (in de piano) gevarieerd verkort in een opeenvolging van 10, 8, 6, 4 en 2 maten die wordt afgesloten met een kleine overgang. De beide andere instrumenten spelen begeleidende en contrasterende lagen.
Nu volgt een verwerking van A. A wordt driemaal als canon herhaald; echter de eerste keer met slechts twee noten, dan met drie en tenslotte met vier noten in de eerste stem (dux). De imiterende stem zet de eerste keer 17 tellen later, de tweede keer 14 tellen later en de derde keer 7 tellen later in. De inzetten schuiven zo steeds dichter naar de eerste inzet.
Gegeven B wordt gevarieerd herhaald: de beide melodieën klinken nu gelijktijdig: melodie 1 in de viola en melodie 2 in de klarinet. De piano speelt de contrasterende laag.
De nu volgende opbouw is gebaseerd op de tweede helft van A. De oorspronkelijk 8 maten worden me een maat verlengd (en worden steeds herhaling van 9 maten) en er wordt steeds –uitgaand van de laatste maat van de tweede helft van A een maat met muziek uit A toegevoegd: (1) 7 +1maat A, (1) 6 + 2 maten A etc. tot de tweede helft van A geheel is teruggekeerd.
Er volgt een tweede variatie van het tweede gegeven: melodie 1 (klarinet) en melodie 2 (viola) gelijktijdig maar van achteren naar voren gespeeld. De piano speelt de contrasterende laag.
Tot slot volgt een gevarieerde herhaling van A en vervolgens weer een herhaling van deze A waarin de verlangzaming van het ritme het slot voorbereidt.
Op de website van de Stichting Maastrichtse Componisten is er een video-opname van de uitvoering van dit werk.
Voor 2fl 2ob 2kl 2fag 2hrn 2trp 1perc (marimba, woodblock, bekken, snare drum, cow-bell) strijkers. Speelduur: 16'. Voltooid 27/05/2020
Het concert werd geschreven tussen 20 april en 27 mei 2020. Eerst ontstond deel III, daarna deel I en daarna deel II. Deel I en II duren ieder rond de 4 minuten en zijn samen even lang als deel III. Het (tel) tempo van deel I en III is gelijk, dat van deel II is daarvan een vierde langzamer.
Deel I (18/5-26/5) is driedelig (ABA’)
A duurt anderhalve minuut en bestaat uit twee gedeelten: een gegeven(a) van 21 maten, na een korte onderbreking (b) wordt dit gevarieerd herhaald (a1) en vervolgens met een gevarieerde herhaling van b afgesloten (b1)
B duurt een minuut en bestaat uit een gegeven dat eerst na vier maten en daarna als gevarieerde herhaling na één tel wordt geïmiteerd.
De herhaling van A bestaat uit een gevarieerde herhaling van a (a2) een gevarieerde herhaling van b (b2) en vervolgens een gevarieerde herhaling van a (a3) en –afsluitend- een ontwikkeling uit b.
Het is eenvoudig te zien dat de structuur in tijd symmetrisch is: 1½ -1- 1½ minuut.
Deel II (27-28/V) bestaat uit vier ongeveer even lange delen;
A alleen orkest, B is een melodisch gegeven met een grote ambitus verdeeld over cello en viool solo. Na een korte onderbreking (blaaskwintet) wordt deze B op een vrije manier van achter naar voren herhaald, en vervolgens wordt het A gedeelte herhaald, echter nu samen met viool en violoncello solo.
Deel III (23/4-14/5) bestaat uit zeven gedeelten en iedere deel duurt iets langer dan een minuut
Het eerste is voor orkest (a) waarin viool en cello secundaire partijen spelen.
Dit wordt gevolgd door een deel waarin de viool soleert (b). Een ontwikkeling uit a (=c) volgt waarin viool en cello met het orkest concerteren.
Nu volgt in het orkest een variant van b met nadrukkelijk de violoncello als solo-instrument.
Na een ontwikkeling uit a (=d) waarin viool en cello met het orkest concerteren volgt nu gevarieerde herhaling van b met de solopartij van de viool gecombineerd met de solopartij van de violoncello. Er volgt een korte afsluiting.
Voor marimba, gitaar en harp. Speelduur: 12'. Voltooid: 07/07/2020.
Het trio werd geschreven tussen 9 juni en 7 juli 2020. Eerst ontstond deel II, daarna deel I.
Deel I bestaat uit vier delen (A B C D).
A duurt een minuut en is een duo tussen harp en gitaar, de marimba begeleidt met repeterende noten.
B duurt iets meer dan een minuut en is een duet tussen marimba en gitaar, de harp is een ondersteunende laag. Het bestaat uit twee gedeelten: eerst een beweging gebaseerd op de ritmische gestiek van een tweedelige beweging afwisselend in marimba en harp, daarna deze beweging geconcentreerd in de gitaar met een vrije tegenstem in de marimba.
C (uit B) duurt een minuut en is een duo voor marimba en harp: beide spelen een ritmische canon over de vrije tegenstem in de marimba van het vorige gedeelte, de gitaar begeleidt.
D duurt iets minder dan een minuut, is een afsluitend gedeelte voor marimba en gitaar, de harp zwijgt (stelt de stemming in van het volgende deel).
Deel twee begint met een volgorde van akkoorden in een ritme (ritme1).
Daarna volgen een solo voor gitaar(=A) met het ritme1 en herhalingen in de harp, een solo voor marimba (=B) met het ritme1 en herhalingen in de gitaar, een solo voor harp (=C) met het ritme1 en herhalingen in de marimba.
Na een verbindend gedeelte (D) (marimba en gitaar: de harp zwijgt) volgt een solo (solo1=E) voor harp (met ondersteuningen in marimba en harp).Dan volgt een solo voor gitaar (solo2=F), met een ritmisch variant gecanoniseerd in de marimba en een ondersteunende laag in de harp en vervolgens een solo voor gitaar (solo3=G) in canon met zichzelf en later met de marimba.
Het verbindend gedeelte (de harp zwijgt)wordt herhaald met wisseling van de stemmen (marimba wordt gitaar en omgekeerd).
Nu volgt een combinatie(=E/G) in gelijktijdigheid van een variant van solo E (harp met ondersteuning van de marimba) en G (gitaar) en vervolgens (=F/G) een combinatie van F (in marimba en gitaar ) en een variant van E (harp).
Nu volgen variaties van de eerste soli in de volgorde C (harp, met een secundaire laag in de gitaar, de marimba zwijgt) , B (marimba, met het ritme 1 en herhalingen in de gitaar en een secundaire laag in de harp) en A (gitaar, met het ritme1 in de harp en een secundaire laag in de marimba).
Hierna treden de lagen E, F en G gelijktijdig op in respectievelijk harp, marimba en gitaar.
De beginakkoorden sluiten dit deel, van achter naar voren in een vrij ritme.
VIII Liederen voor sopraan, fluit, klarinet (bes) viool en piano. Speelduur: 15'. Voltooid: 17/08/2020.
Gedichten: Leo Herberghs.
De cyclus werd geschreven tussen 27 juni en 17 augustus 2020.
De gedichten werden genomen uit de bundel Heilig weer.
Eerder werden twee cycli voor stem en piano geschreven op gedichten uit dezelfde bundel: 'Heilig weer' opus 43 (1995) en 'Veraf geblazen adem' opus 54 (2000).
voor trombone en dubbel blaaskwintet. Speelduur 12'. Voltooid: 30/09/2020.
De compositie werd geschreven tussen 7 en 30 september 2020.
Het werk is eendelig.
Het werk begint met een gedeelte voor de blazers (A) gevolgd door een trombone solo(B). Dan volgt een gevarieerde herhaling van A (A1) in de blazers opnieuw gevolgd door een trombone solo (C). Tijdens de nu volgende variatie van A (A2) zet de trombone in en beëindigd deze zin eveneens solo(D).
Er volgt een duet tussen hoorn en trombone. De hoorn speelt een gegeven (dat later canon-thema wordt) dat uit zeven fragmenten bestaat die gekoppeld worden per twee, per twee en per drie. De trombone omspeelt deze lijn in een beweging in drieën (triolen). Deze beweging bestaat uit vijf groepen die roterend worden herhaald (1 2 3 4 5 wordt 3 4 5 1 2 en 4 5 1 2 3) (respectievelijk E, F en G.
Er volgt wat ik wil noemen een ‘canon interrompu’: een driestemmig canon in het ensemble waarbij in de leidende èn in de imiterende stemmen fragmenten niet worden gespeeld. Het thema is het melodisch ritmische gegeven van de hoorn (uit het duet met de trombone eerder). Er is een serie van vier inzetten (H, I, J, K) De trombone speelt een vrije tegenstem.
Nu volgt in het ensemble een klankveldopeenvolging gebaseerd op de trombonepartij uit E maar dan meerstemmig uitgewerkt: eerste drie- dan vier- dan weer vier- en tenslotte vijfstemmig (L, M, N, O, P). De trombone speelt bij L een vrije tegenstem, bij M de hoofdstem van F, bij N en O een vrije tegenstem, en bij P de hoofdbeweging van E.
Dan volgt een gedeelte waarbij de trombone overheersende hoofdstem is (quasi cadenza), fluit en fagot ondersteunen.
Nu volgt een gevarieerde herhaling van het begin:
A1, nu met trombone;
B1, de trombonestem uit B wordt nu (in diverse registers) gespeeld door fagot, hobo en fluit, de trombone speelt een variatie van F;
C1, nu met trombone;
D1, de trombonestem uit D wordt nu (in diverse registers) gespeeld door fagot, hobo en fluit, de trombone speelt een variatie van G;
A2(gevarieerd), de trombonestem uit A2 wordt nu in een ander register gespeeld door de hobo, de trombone speelt een variatie van de tegenstem van H.
Afsluitend volgt een gedeelte waarbij het ensemble een gedeelte van twee groepen van zes noten roteert, gecombineerd met trombone solo’s uit het begin: B, C en D
voor drie slagwerkers. Speelduur 11,5'. Voltooid: 30/10/2020.
I: xylofoon, snare drum,tam-tam, cymbal coperto, cymbal vibrare, gong
II: vibrafoon, tom-tom(3: high, medium, low), bass drum, cymbal
III: marimba, cow-bell (3: high, medium, low), woodblock, triangel
De compositie werd geschreven op 14/15 en 26/30 oktober 2020.
Het werk is eendelig en bestaat uit vier eenheden.
Het werk begint met een ritme A (snare drum en cymbal) en wordt gevolgd door een ritme B (cow- bells en woodblock). Na zes maten overgang worden deze ritmen herhaald met toonhoogte in de marimba(A) en de xylofoon (B) na zes verbindingsmaten volgt eenheid twee.
Eenheid twee is gebaseerd op een hoogte duur gegeven dat ik C zal noemen.
Eerst wordt deze C twee keer gespeeld zodanig dat er een variatie ontstaat omdat op een geordende manier maten uit deze C worden weggelaten.
De eerste variatie (C1) is als ritme in de cow-bells. Na zes maten verbinding volgt de tweede variatie (C2) in toonhoogte en ritme in de vibrafoon.
Na zes maten verbinding volgt C als tweestemmige canon in marimba (hoogte/duur) en snare drum (duur), de inzet van de canon wordt gemarkeerd door de tam tam.
Na 12 maten verbinding volgt de derde variatie (C3) in de vibrafoon (hoogte/duur).
Op de zesde maat van de nu volgende verbinding zet de vierde variatie in (C4) in de xylofoon (hoogte/duur).
Tijdens deze variatie speelt de tom-tom de ontbrekende ritmen van C4.
Nu volgt, na 15 maten verbinding, een driestemmige canon op C, achtereenvolgens in de snare drum (duur), tom-tom (duur) en marimba (hoogte/duur), de inzet van de snare drum (canon) wordt gemarkeerd door de tam tam.
Eenheid drie is een gevarieerde herhaling van het eerste blok. Ritme A(snare drum/ cymbal) wordt herhaald zij het dat dit ritme drie keer wordt onderbroken door drie tussengeschoven maten. Na drie maten verbinding volgt B in de cow–bells en woodblock) eveneens onderbroken, hier door drie keer door twee maten.
Na zestien maten verbinding volgt ritme A in de marimba (hoogte/duur) echter melodisch inde tegenrichting en drie keer onderbroken door drie maten. na drie maten volgt het ritme B in de xylofoon (hoogte/duur) eveneens in de tegenbeweging en drie keer onderbroken door één maat. Na vier maten volgt de Coda (eenheid vier).
Eenheid vier is verdeeld in drie blokken (van 15, 20 en 25 maten).
Het eerste blok is een afbouw van het gelijktijdig optredend ritme A (snare drum/cymbal) en B (cow-bells).
Het tweede blok is een afbouw van de melodies/ritmische vorm van gelijktijdig optredend ritme A(marimba) en B (xylofoon).
Het derde blok is een afbouw van C in de snare drum (het canonthema).
voor sopraan, tenor, koor en orkest. Speelduur 28'. Voltooid: 14/01/2021.
De compositie werd geschreven tussen 11 november 2020 en 14 januari 2021.
De tekst is de Sequens uit de katholieke dodenmis. Deze tekst is in zeven delen verdeeld:
Het Dies irae is gebouwd op verzen met drie of vier regels (met uitzondering van het Pie Jesu dat tweeregelig is). Deze opbouw is in de compositie grotendeels gevolgd.
Deel I is verdeeld in twee delen. Na een korte inleiding wordt het eerste vers (Die irae) gezongen door de sopraan solo. Het tweede vers is voor vrouwenkoor (sopranen en alten). De orkestrale ondersteuning is zeer beperkt en doorzichtig.
Het Tuba mirum (deel II) bestaat uit vijf verzen. De eerste zin van het eerste vers (Tuba mirum spargens sonum) is een tutti voor koor en orkest, de volgende regel is voor mannenkoor de derde voor vrouwenkoor.
Het tweede vers is een solo voor de tenor solo.
Van het derde vers is de eerste regel voor het mannenkoor, de tweede voor vrouwenkoor en de derde voor tenor en mannenkoor.
Het vierde vers is voor sopraan solo.
Van het vijfde vers zijn de eerste twee regels voor vrouwenkoor en de derde voor sopraan solo en het vierde voor vrouwenkoor en sopraan solo.
In deel III (Rex tremendae majestatis) met één vers zijn de koorstemmen ondergeschikt aan de zetting in de strijkers die een meerstemmig stuk met drie vaste melodische lijnen (te noemen thema, cp1 en cp2) uitvoeren, die worden onderbroken door tussenspelen (divertimenti).
Het volgende schema verduidelijkt de structuur:
Vl | th | cp1 | div | cp2 | - | cp2 | div | th |
Vl | - | - | - | - | - | th | div | cp2 |
Vla | - | - | - | th | div | - | div | |
Vc | - | th | div | cp1 | div | cp1 | div |
_________________________________________________________
Vl | th | div | cp2 | div | ||||
Vl | - | div | cp1 | div | ||||
Vla | cp2 | div | - | - | ||||
Vc | cp2 | div | th | div |
Het koor zingt aan het begin van dit deel de tekst en herhaalt tijdens het verloop van het werk enige malen de tekst ‘Rex’ en tot slot ‘tremendae majestatis’.
Deel IV (Recordare) bestaat uit zeven verzen.
Het eerste is voor vierstemmig koor(A),
-kort tussenspel
het tweede voor tenor solo (B) en driestemmig koor(variant A zonder koor-tenor),
-kort tussenspel
het derde voor sopraan solo (C),
-kort tussenspel
het vierde is een duet voor sopraan solo (=B van voorafgaande tenor) en tenorsolo (C van voorafgaande sopraan),
-kort tussenspel
het vijfde voor sopraan solo (C) en driestemmig koor (met stemverwisseling sopraan wordt tenor, alt wordt bas en bas wordt alt, de sopraan-koorstem zwijgt)
-kort tussenspel
het zesde een variant van het duet voor sopraan solo (C) en tenor solo (B)
-kort tussenspel
het zevende voor sopraan solo (B) tenor solo (C) en vierstemmig koor (A’),
-kort tussenspel
kort afsluitend gedeelte door koor.
(Technisch gesproken is dit een thema met variaties.)
I | II | III | IV | V | VI | VII | |
S | - | - | C | B | C | C | B |
T | - | B | - | C | - | B | C |
Koor | A | A' | - | - | A" | - | A' |
Orkest | D | /E | F | G | /E' | F' | G' |
Deel V (Confutatis) heeft twee verzen. Het is zijn geheel gezet voor vierstemmig koor. De eerste twee regels zingt het koor overwegend hetzelfde ritme, tijdens de derde regel (voor sopraan en tenor) zijn de stemmen iets onafhankelijker.
Dit deel opent met een ritme in tweeën, dat in het tweede deel als secundaire laag een belangrijke rol speelt.
Het tweede vers is eveneens voor vierstemmig koor met drie vaste melodische lijnen die redelijk onafhankelijk van elkaar zijn (te noemen thema (het gehele vers) cp1 en cp2.
In de herhalingen worden de stemmen, die als variatie met weglatingen worden gebracht, aangeduid met var. (de weglating klinkt dan –uiteraard zonder tekst-in het orkest).
Het volgende schema verduidelijkt de structuur van dit tweede vers:
(De haakjes geven aan in welk instrument de weglatingen worden gespeeld)
S | th | cp1 | cp2 | - | - | - | - | - |
A | - | - | th var(vl2) | cp1 | var(vl1) | cp2 var(klar) | - | - |
T | - | th var1(vla) | cp1 | cp2 | - | cp2 var(vl1) | C | - |
B | - | - | - | - | - | th | cp1 | cp2 |
De verschillende inzetten worden bij de eerste drie gescheiden door twee maten tussenspel, vervolgens 3 maten, 4 en 2 maten.
Deel VI (Lacrimosa) bestaat uit een vers met vier regels.
Na een instrumentale inleiding zingt het koor ‘Lacrimosa’, de sopraan solo ‘dies illa’en en vervolgens tenor en sopraan solo ‘qua resurget ex favilla’.
Het koor zingt vervolgens het begin van de derde regel ‘Judicundus’, de tenor solo ‘homo reus’ en vervolgens sopraan solo ‘huic ergo parce,’en met de tenor solo samen: Deus’.
Een instrumentale afsluiting beëindigt dit deel.
Deel VII bestaat uit twee delen. Het eerste is gezet voor vierstemmig koor. Na een instrumentale inleiding, gebaseerd op het hoofdgegeven van het tweede deel volgt het tekstdeel Pie Jeu Domine, dona eis requiem.
Het tweede deel is canonisch op de tekst Amen. De canon bestaat uit vier delen: het gegeven in de sopraan, dan in tegenbeweging in de tenor, dan -met weggelaten fragmenten- in de bas, en vervolgens in de tegenbeweging en met weggelaten fragmenten in de alt.
Na een maat pauze is er een korte afbouw samen met de solisten (S en T).
Voor 2 violen, altviool en violoncello. Speelduur: 19'. Voltooid: 19/02/2021.
I | kwart=120 | ca. 8'30" |
II | kwart=64 | ca. 4' |
III | kwart=120 | ca. 6'30" |
Het werk werd geschreven van 18 januari tot 19 februari 2021. Het bestaat uit drie delen.
De lengte van de delen is zodanig dat het tweede deel ongeveer de helft is van het eerste en het derde ongeveer 2/3 van het eerste (globaal de verhouding 3 : 1,5 : 2).
Alle delen zijn gebaseerd op de techniek van het variëren.
Deel I bestaat uit twee gegevens (A en B) die ieder drie keer gevarieerd worden herhaald.
Tussen iedere variatie staan tussenspelen van verschillende lengten (kort/lang).
De variatie bestaat voornamelijk uit:
- een verplaatsing van de stemmen
- al dan niet met een omspeelde versie daarvan.
Kort samengevat:
A (nauwe ligging van de stemmen)-tussenspel- B (wijde ligging van de stemmen)
A1- tussenspel B1- tussenspel- A2- tussenspel-B2- tussenspel-A3-tussenspel- B3- korte afsluiting.
Deel II
Dit langzame deel bestaat uit een gegeven A (vier bewegingen in de viool) en na drie maten verbinding (snellere notenwaarden) een gevarieerde herhaling van deze vier bewegingen (zelfde ritme, andere hoogten): A1, eveneens in de viool.
Na een kort verbindend gedeelte (korte notenwaarden) worden deze A en A1 gevarieerd herhaald.
De variatie ontstaat doordat de vier bewegingen in A in de altviool door één maat en (na een verbindend gedeelte) in de violoncello A2 met twee maten worden onderbroken. De overige stemmen zorgen voor een samenhangende voortgang van de beweging.
Deel III is een thema met twee variaties en twee tussenspelen.
A(thema) B (tussenspel) A1(variatie 1) C (uit A1=tussenspel) A2(variatie 2) Coda (korte afsluiting).
Het thema is streng geordend: feitelijk een canon waarbij de leidende stem (Dux) steeds in aantal stemmen wisselt.
De variaties ontstaan doordat er van de vier stemmen er twee worden weggelaten en de overgebleven twee van instrument wisselen. De twee zo vrij geworden stemmen spelen een tegenmuziek.
In de eerste variatie zijn viool 1 en altviool vrij, viool 2 speelt wat in het thema viool 1 was en de cello dat wat in het thema viool 2 was.
In de tweede variatie zijn viool 2 en cello vrij en speelt viool 1 wat in het thema de altviool was en de viola wat in het thema de cello was.
(R.M. Rilke ..sei allem Abschied voran)
Drie liederen voor stem, violoncello en piano. Speelduur: 15'. Voltooid: 05/03/2021.
Gedichten van Petra Maria Amrhein
I | Baum Blume Berg | ca. 5' |
II | Du allem Abschied jederzeit voran | ca. 5' |
III | Das Ende deiner Werkstattträume | ca. 5' |
Het tweede lied is geschreven tussen 02 en 05 februari 2021. Het derde tussen 24 en 27 februari en het eerste van 1 tot 5 maart 2021.
Speelduur: 15'. Voltooid: 04/04/2021.
I | Alla marcia | ca. 3.5' |
II | Capriccioso | ca. 5' |
III | Spiritoso | ca. 6.5' |
Het werk werd geschreven in de volgorde deel III (11/18 maart), deel I (23/26 maart) en deel II (29 maart/4 april).
Deel I (alla marcia) bestaat uit drie gedeelten.
Gedeelte een is gebaseerd op twee bewegingen (A en B) verenigd in één frase, vervolgd door de vrije beweging van achteren naar voren van deze frase.
Gedeelte twee begint met een nieuwe beweging (C) en een meerstemmige verwerking daarvan, afgesloten door een tutti (allen spelen) en wordt gevolgd door een vrij gevarieerde herhaling van dit deel (ook met een tutti afsluiting).
Gedeelte drie is een gevarieerde herhaling van gedeelte een; de variatie bestaat uit het weglaten van maten uit A en B waarvoor in de plaats nieuwe bewegingen komen.
Deel II (capricioso) is gebaseerd op vier bewegingen (A B C D) die worden gevolgd dooreen gevarieerde zetting van achter naar voren (Kreeft) KA KB KC KD en afgesloten door de gelijktijdige combinatie van eerst A met een gevarieerde B en vervolgens C met een gevarieerde D. Nu volgt een contrasterend gedeelte gebaseerd op een groep van vier noten, gecombineerd met een groep van drie en later van twee noten.
Dan volgt een gevarieerde herhaling van het eerste blok: de bewegingen worden in een andere volgorde geplaatst: C D A B, vervolgens KD KA KB en KC en worden afgesloten door de gelijktijdige combinatie van eerst B met een gevarieerde A en vervolgens D met een gevarieerde C.
Deel III (spiritoso)is gebaseerd op drie bewegingen (A,B,C) en de beweging van achteren naar voren (Kreeft) daarvan (KA, KB, KC). Deze zes bewegingen worden in wisselende volgorde en wisselende gelijktijdigheden zo gecombineerd dat die in de verschillende instrumenten verdeeld optreden.
Een schematisch overzicht:
Blok 1: de bewegingen na elkaar:
A | B | C | KA KB KC | A | KB | C | KA | B | KC |
Blok 2: bewegingen per twee gelijktijdig gecombineerd
A | KB | A | KA | B | KA | |
B | KC | C | KC | C | KC |
Blok 3: de bewegingen per drie gelijktijdig gecombineerd
verbindend gedeelte, dan: | A | verbindend gedeelte, dan: | KA | |
B | KB | |||
C | KC |
Blok 4: afsluitend gedeelte.
Speelduur: 19,5'. Voltooid: 10/05/2021.
I | 9' |
II | 10,5' |
Deel I werd geschreven tussen 12 en 21 april. Deel II tussen 27 april en 10 mei 2021.
Deel I bestaat uit zes gedeelten
Inleiding
(dubbel)canon
Tussenspel(=variant Inleiding)
Variant 1(dubbel)canon
Tussenspel(=tweede variant Inleiding)
Variant 2 (dubbel)canon.
De Inleiding bestaat uit twee bewegingen (a en b) gevolgd door een variatie van b (=b1) en a (=a1).
De dubbelcanon heeft de volgende opzet:
A | B | C | D | E | F | G | - | |
- | - | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | - | |
- | - | - | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | |
- | A | B | C | D | E | F | G |
Het tussenspel heeft de opbouw a1, b1 gevolgd door a en b.
De variant van de dubbelcanon bestaat hieruit dat de tweede inzet de eerste wordt en er een registerverandering is:
- | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | |
- | - | - | A | B | C | D | E | |
- | - | A | B | C | D | E | - | |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | - |
Het nu volgend tussenspel is tot op de helft verkorte versie van de voorafgaande: een tweede variant van a (=a2) en van b (=b2).
De slotcanon is een tot op de helft verkorte versie van de begincanon:
E | F | G | - | |
3 | 4 | 5 | - | |
- | 3 | 4 | 5 | |
- | E | F | G |
Het tweede deel is een serie van vier variaties die worden gescheiden door tussenspelen.
I (thema)
Tussenspel
II (variatie I)
Tussenspel
III (variatie 2)
Tussenspel
IV (variatie 3)
Afsluiting
I bestaat uit drie gedeelten A, B en C.
A is gebouwd op twee ritmen (ritme 1 en ritme 2)
B is een ontwikkeling uit ritme 1
C bestaat uit twee variaties op ritme 2
II is een variatie op I. De variatie ontstaat door een melodische verbinding van (delen van) ritme 1 en 2 en doordat de beweging van de instrumenten worden gewisseld (bijvoorbeeld vl wordt pf etc)
A1
B1
C1
III is een variatie op I. De variatie ontstaat door een melodische verbinding van delen van ritme 1 en later 2, door het ritmisch veranderen van de beide ritmen (bijvoorbeeld een enkele ritmische waarde worden er twee in dezelfde tijd), door de verplaatsing van de bewegingen over andere instrumenten (vergeleken met de voorafgaande variaties) en door de toevoeging van vrije bewegingen
A2
B2 op hetzelfde beginsel als in variatie II: nu een ontwikkeling over ritme 2
C2
IV is een variatie van I op hetzelfde beginsel gebaseerd als variatie III
A3
B3 een variant op de ontwikkeling over ritme 2
C3
De tussenspelen en afsluiting zijn samen even lang als variatie I (thema).
Voor viool solo. Speelduur 8'. Voltooid: 17/06/2021.
Cambiamento werd geschreven op 19/26/29 mei, 3/9 en 16/17 juni 2021
Het idee van dit werk is variaties en ontwikkelingen te schrijven over een gegeven dat in zichzelf al gevarieerd is.
Het thema (A) bestaat uit vier zinnen die worden gescheiden door een rust en waarvan de eerste zin wordt gevarieerd in de derde zin en de tweede in de vierde: beide zinnen hebben ieder eenzelfde ritme (1,2,3,4).
Dit gegeven wordt gevarieerd (A1) in de eerste drie zinnen (1,2,3): dezelfde hoogt in een ander ritme. De volgende variatie (A2) omspeelt de eerste twee zinnen (1,2).
Dit blok van drie variaties is het uitgangspunt van de volgende variaties.
A3 omspeelt en ontwikkelt de zinnen 2,3,4. A4 ontwikkelt de zinnen 2 en 3 en A5 omspeelt en ontwikkelt de zin 2.
A6 ontwikkelt de zinnen 3 en 4 en A7 de zin 3. Zoals uit het volgende overzicht blijkt is het gevolg van de opbouw dat hier geen variatie 8 volgt.
Schematisch:
A | 1 2 3 4 | A3 | - 2 3 4 | A6 | - - 3 4 | Coda |
A1 | 1 2 3 - | A4 | - 2 3 - | A7 | - - 3 - | |
A2 | 1 2 - - | A5 | - 2 - - | - - - - |
Voor fluit, basklarinet, altviool en piano. Speelduur 18'. Voltooid: 28 juli 2021.
Sytti werd geschreven in juni 2021.
Eerder schreef ik, als bijdrage (nr 10) aan een project van de Stichting Limburgse Componisten, een kort werk (op 133b: drie minuten) voor deze bezetting bij het hoorspel Zeventig van Dick Gebuys. Verschillende componisten leveren een bijdrage aan dit project. Om meer eenheid te creëren leverde Arno Dieteren een motto dat in ieder van de bijdragen verwerkt diende te worden.
Deze korte compositie bestaat uit drie delen; een gedeelte (A) dat opbouwt naar een tutti (allen spelen), het tutti gedeelte zelf(B) en een geleidelijke afbouw naar stilte (C).
Deze korte compositie vond ik zo geslaagd dat het idee in mij opkwam dit stuk te verwerken in een langer werk voor kamermuziek in dezelfde bezetting.
Het werden vier variaties op het gegeven met tussenspelen. Het oorspronkelijke stuk (133b) is de afsluiting van deze vervolg-compositie.
Uitgaande van 133b (dat ik nu thema noem) is het begin een variatie gebaseerd op de beweging van achteren naar voren van de delen C, B, en A (C1, B1, A1).
Nu volgt een tussenspel (1).
Nu volgt een variatie op het voorafgaande C gedeelte (C2) en na een tussenspel (2) volgen een variatie op A van achter naar voren (A2) en B in de oorspronkelijke bewegingsrichting (B2).
Na een tussenspel (3), gebaseerd op tussenspel 1 volgt een variatie op A (A3) in de oorspronkelijke bewegingsrichting.
Na opnieuw een tussenspel (4) gebaseerd op tussenspel 2, volgt een variatie op C (C3) in de oorspronkelijke bewegingsrichting en B (3) (van achter naar voren).
Na een tussenspel (5) volgt A , B en C (het oorspronkelijk op 133b).
Eerst horen we de variaties en tot slot het thema.
In schema (K= van achter naar voren):
C1 (K), B1 (K), A1(K)
tussenspel 1
C2 (K)
tussenspel 2
A2 (K) B2
tussenspel 3 (=var 1)
A3
tussenspel 4 (=var2)
C3, B3(K)
tussenspel 5
A,B,C
Voor fluit, basklarinet, altviool en piano. Speelduur 3'. Voltooid: 3 juli 2021.
Eerste uitvoering: Heerlen, 19/08/2021, door Paulien Dieteren, Guus Ghijsen, Arno Dieteren.
Zeventig werd geschreven op 30/06, 01 en 02 /07 2021 als bijdrage nr 10 (naspel) bij het gelijknamige hoorspel van Dick Gebuys in het kader van een project van de Stichting Limburgse Componisten.
Om meer samenhang te scheppen tussen de diverse bijdragen is een (kort) motto van Arno Dieteren gegeven, dat de deelnemende componisten in hun composities verwerken.
Speelduur 23'. Voltooid: 30 september 2021.
Deel I van het kwartet werd geschreven op 16/17, 26 augustus en van 30 augustus tot 9 september.
Deel II werd geschreven van 13 tot 30 september 2021.
Deel I bestaat uit eerst uit een sub-deel van 5 minuten dat gevarieerd wordt herhaald en daarna beëindigd met een slotgroep.
Het eerste sub-deel bestaat uit twee grotere delen waarvan het eerste (1) uit vier delen en het tweede (2)uit drie delen bestaat.
De vier delen van 1: A bestaat uit de afwisseling van twee groepjes waarvan een in een hoog, en het tweede in een laag register is geplaatst. De groepjes worden steeds korter.
Dan volgt B: een groepsgewijze beweging van het hoge naar het middenregister, ook deze groepjes worden steeds korter. C bestaat uit een combinatie van toonherhalingen in vaste afstanden die in ieder instrument verschillen (de eerste keer bijvoorbeeld 1e viool in 7, tweede viool in 6, viola in 5 en cello in 9) Hierdoor ontstaat een patroon van tooncombinaties die moeilijk te voorspellen is maar toch een vaste onderliggende structuur heeft. Na dit groepje hetzelfde idee voor viool 1 en cello (in combinatie van 7 en 9) en daarna in viool 2 en viola (in combinatie van 6 en 9). en tenslotte alleen in de viola (in 5). De overige stemmen zijn vrij.
Met een korte afbouw (D)van de beweging sluit het eerste gedeelte.
De drie delen van 2:
Nu volgt een gedeelte (E) waarin een verwerking van een melodische beweging van twee noten centraal staat. Deze wordt in tijdsduur steeds verder ingekort.
Na een korte viool solo volgt F die een verwerking is van het tweede groepje (het lage register) uit A. Na twee maten viool solo volgt (G): een combinatie van E met F: de tijdsmatige verkorting van een tweetonige melodische lijn en het (lage) groepje uit A.
Deze opeenvolging wordt nu gevarieerd herhaald. De variatie bestaat ook uit de verplaatsing van de bewegingen over de instrumenten. Als voorbeeld: begint A met een beweging in het hoge register (viool 1 en 2) nu begint dit in het lage register (de vla en cello).
In gedeelte 2 is de volgorde van de gedeelte van achter naar voren geplaatst; eerst G (is E en F) dan F en dan E.
De hier volgende korte viool solo is een verbinding naar het korte afsluitende gedeelte.
Deel II
Dit deel is gebaseerd op het idee een herhaling in steeds andere gedaante te laten optreden.
Vier afzonderlijke bewegingen (van twintig maten) worden na het eerste optreden (G) door de tegenbeweging (T: stijgend wordt dalend en omgekeerd), de achterwaartse beweging (K) en de tegenbeweging van de achterwaartse beweging (TK) gevolgd. Deze bewegingen worden in een canonachtige zetting gecombineerd:
G | T | K | TK | G | T | K | TK | G | T | K | TK | G | T | K | TK | |
VL1 | 1 | 2 | 3 | 4 | - | 1 | 2 | 3 | - | - | 1 | 2 | - | - | - | 1 |
Vl2 | - | 1 | 2 | 3 | 4 | - | - | - | - | 3 | 4 | 1 | - | - | 3 | 4 |
Vla | - | - | 1 | 2 | 3 | 4 | - | 2 | 3 | 4 | - | - | 2 | 3 | - | - |
Vlc | - | - | - | 1 | 2 | 3 | 4 | - | - | - | - | 4 | 1 | 2 | - | - |
Het is eenvoudig te zien dat:
-iedere beweging (1 t/m 4) minsten een keer in elk van de verschijningsvormen (G T K TK) optreedt;
-de imitatie eerst in de vier groepen, dan in drie groepen (met wisselende volgorde);
vervolgens in een tweetal optreedt, gevolgd door één keer alleen 1.
De niet aan de imitatie deelnemende stemmen (de ‘streepjes’ in het schema) worden zodanig ingezet dat de deze zoals ze voorkomen in de eerste twee blokken (G T K TK) ook in de laatste twee blokken voorkomen. In de dan nog vrij gebleven gedeelten treden vrije stemmen op.
Een korte afsluiting is het einde van dat deel.
voor altviool en cembalo/orgel. Speelduur 8'. Voltooid: 29/10/2021.
In september 2021 vroeg de altviolist Guus Ghijsen mij een werk voor altviool en orgel dat enerzijds zou kunnen passen bij de drie sonates voor Viola da gamba en Cembalo BWV 1027-29 en anderzijds volledig in mijn eigen stijl zou zijn geschreven.
Begin oktober verdiepte ik mij in die werken van Bach en dat bracht mij op ideeën.
Het werden drie delen I (kwart =120) II (kwart =60) en III (kwart =90).
Deel I ontstond tussen14 en18-21 oktober, deel II op 25-26 en deel III op 28-29 oktober 2021.
Daarna volgden nog enige dagen afwerking en verfijning.
De partij voor het cembalo is zo geschreven dat het ook op barokorgel kan worden uitgevoerd.
Het eerste deel is in een levendig tempo en gebaseerd op zeven bewegingen die voortdurend, in de altviool en de linker- en rechterhand van het cembalo, met elkaar worden gecombineerd en gevarieerd, voorzien van tegenstemmen. De structuur gaat op in een voortdurende beweging met enige duidelijke cesuren.
Het tweede, langzame, deel is gebaseerd op een zich herhalend gegeven van vier noten (ostinaat) gevolg door een maat rust.
Het eerst wordt dat gehoord in het lage register van het cembalo (A): viola en hoog register van het cembalo spelen tegenstemmen.
Vervolgens –gedeeltelijk omspeeld en hier en daar ritmisch veranderd- in de hoge register van het cembalo (B uit A): viola en laag register van het cembalo spelen tegenstemmen.
Deze B wordt vervolgens in het lage register van het cembalo geplaatst (C uit A): viola en hoog register van het cembalo spelen tegenstemmen, gevolgd door enige maten afsluiting.
Het derde deel, in een matig tempo, is gebaseerd op een gegeven van negen maten (ostinaat) dat vier keer wordt herhaald, de tegenstemmen worden –gevarieerd twee keer herhaald:
Viola | A | C | Ost. | D1 | |
Cembalo hoog register | B | Ost. | A1 | C1 | |
Cembalo laag register | Ost. | D | B1 | Ost. |
De delen worden door korte onderbrekingen(van een maat) geprofileerd.
Een volgende idee was de drie delen in elkaar te vlechten. Uiteraard zijn de onderbreking van I en II met grote zorg gekozen:
deel I een eerste gedeelte | 2’40" | |
deel II de A | 0.39" | deel III geheel | 1.40" | deel II B(uit A) en C (uit A) | 1.24" | deel I het resterende deel | 1’15" |
Zo ontstaat een symmetrische structuur in tempo (en karakteristiek van de beweging): snel---langzaam---matig snel---langzaam-- snel.
V stukken voor viool en piano. Speelduur 9'. Voltooid: 29 november 2021.
Deze stukken zijn geschreven voor spelers met een beperkte ervaring op hun instrument. De viool blijft in de eerste positie en bestaat, net als de piano, uit eenvoudige speeltechnieken. De delen werden geschreven op 25 (I), 27 (II) 28 (III) en 29 (IV/V) november.
Deel I is in langzaam tempo (kwart is 60) en bestaat uit twee melodische lijnen in de viool met een lichte tegenstem in de piano.
Deel II is snel (kwart is 120) en bestaat uit een gegeven van acht maten waarin piano en viool gelijkwaardig deelnemen.
Dit gegeven wordt -een halve tel opgeschoven- veranderd herhaald in de piano. De viool speelt een tegenstem.
Hierna wordt het gegeven opnieuw veranderd herhaald (een hele tel opgeschoven) in de piano. De viool speelt vijf maten een tegenstem.
De slotzin neemt een opeenvolging van twee akkoorden uit het gegeven als uitgangspunt en bouwt hierop een korte ontwikkeling. Deze wordt ritmisch geïmiteerd door de viool.
Deel III is snel (kwart is 120). Het is een thema met variaties. Het thema is in de eerste helft een combinatie van bewegingen door drie registers (laag midden hoog) en is verdeeld over viool en piano.
Nadat een hele maat een akkoord klinkt wordt deze opeenvolging gevarieerd herhaald (thema).
Deze gehele opeenvolging wordt nu gevarieerd in de piano, de viool zwijgt de eerste helft van de variatie en speelt dan een tegenstem (variatie 1).
De volgende twee variaties –beiden in de piano- herhaalt het thema met veranderingen en onderbrekingen, de viool speelt een tegenstem (variatie 2 en 3).
Deel IV is matig snel (kwart is 80). Een korte , snelle beweging in de piano en de viool gelijktijdig wordt gevolgd door een melodische beweging in de viool en daarna in de piano.
Na een overgangsgroepje van drie maten volgt hierop een ontwikkeling in het lage regsister van piano en de viool. De rechterhand van de piano speelt een tegenstem.
Hierna volgt een tweede ontwikkeling, nu alleen in de piano. Het werk sluit met een veranderde herhaling van de eerst ontwikkeling.
Deel V is langzaam (kwart is 60) en bestaat uit twee zinnen. In de eerst is de viool overduidelijk hoofdstem. In de tweede is dat eerst de piano en vervolgens piano en viool samen.
Speelduur 19'30". Voltooid: 20/01/2022.
Dit werk werd begonnen op 24 november 2021 en voltooid op 20 januari 2022.
Deel I werd geschreven tussen 24/11 en 8/12 2021 en verder geïnstrumenteerd op 20 01 2022. Deel II werd geschreven tussen 09 en 18/12. Deel III geschreven tussen 20 en 22/12 en deel IV begonnen op 23/12 en voltooid tussen 10/01 en 19/01.
Het is goed te zien dat de delen steeds korter worden.
Deel I bestaat uit een beweging waarin hoogte en duur op de achtergrond treden waardoor sterkte en kleur belangrijk worden. Deze beweging van twintig maten wordt zes keer herhaald.
De eerste keer –zacht- in de strijkers. Na een korte onderbreking de tweede keer in de houtblazers met hoorn en een secondaire beweging in de viool/trombone en aan het slot voorzien van een korte beweging in een solo viool. Na opnieuw een korte onderbreking is e derde herhaling in het koper met secundaire bewegingen in de fagot/contrabas en fluit/violoncello met een korte afsluitende beweging in de hobo. Deze hobo overbrugt de onderbreking naar de vierde herhaling in hobo, trompet, hoorn2 , trombone en fagot met secundaire bewegingen in eerste violen, de altviolen/tuba, hoorn 1/fluit en de pauken. Na een kortere onderbreking volgt de vijfde herhaling voor violoncellen, tweede violen, trombone, trompet en hoorn 1, met secundaire bewegingen in de hobo en hoorn 2/violen1, klarinet, altviolen cello/hobo met een afsluitende beweging in de fagot. De laatste herhaling is voor klarinet, hobo, hoorn 2, altviolen en contrabas met secundaire bewegingen in de eerste violen, de violoncellen/fluit, tuba/klarinet en pauken.
Deel II is driedelig A B A(gevarieerd).
Het A gedeelte is gebaseerd op twee ideeën: een tutti (alle instrument spelen) afgewisseld met tussenspelen in verschillende lengten voor een enkele instrumenten.
Na twee maten tutti (allen) volgen twee maten houtblazers, en na zes maten tutti acht maten houtblazers. Na een langer gedeelte tutti (negen maten) volgen acht maten hobo en hoorn.
Vervolgens sluit een langer gedeelte tutti (24 maten) A af.
Het middendeel is gebouwd op twee melodische gegevens (1 en 2) die worden gescheiden door akkoordblokken in strijkers/koper/hout. Na de herhaling van gegeven 1 wordt tijdens de herhaling van gegeven 2 de akkoordblokken geleidelijk opgebouwd en volgt een verwerkende ontwikkeling van deze akkoorden verdeelt in drie lagen: een beweging in de houtblazers, een in het koper en een in de strijkers. Het koper bouwt deze bewegingen af na een poco ritardando (een weinig vertragen).
Nu volgt een gevarieerde herhaling van A.
Deel III is vijfdelig A B A(verkort) C (afgeleid uit B) en D (afgeleid uit C).
Het A gedeelte is gebaseerd op een beweging van drie noten (enkelvoudig, omspeeld of als akkoord). Na vier keer deze beweging dalend volgt (na een akkoordblok) vijf keer deze beweging stijgend.
Nu volgt een contrasterend gedeelte (B): klankvelden (eerst strijkers dan hout, daarna koper, hout en strijkers gecombineerd worden afgewisseld met melodische bewegingen in de eerste violen en daarna de hobo.
Hierna volgt een verkorte versie van A: twee bewegingen in drieën stijgend, een kort akkoord en twee bewegingen dalend.
Dan volgt C: een verdere uitwerking van B; klankvelden in hout/koper en strijkers, dan strijkers en hout, dan hout en strijkers gecombineerd met een dalende beweging in drieën.
Deze uitwerking wordt afgebouwd (D) met steeds kortere klankvelden gecombineerd met bewegingen in tweeën en later ook toonherhalingen (bewegingen in enen).
Deze toonherhalingen leiden tot steeds meer stilstand in de beweging die daarmee als het ware uitdooft.
Deel IV is vierdelig: A B(variatie van gedeelte van A) C (ontwikkeling uit A) D (ontwikkeling uit A).
Het deel begint met een opeenvolging van drie klankvelden (1,2,3)onderbroken door de fluit.
Dan schuiven twee keer twee klankvelden over elkaar heen en na een laatste klankveld in het hout wordt in de strijkers het volgende klankveld afgebouwd.
Na een tussenspel (klarinet) volgt een variant van klankveld 1 in het koper, gevolgd door een variatie van klankveld 2 (met een melodisch gegeven in de hobo), dan een variatie van klankveld 3 met een melodisch gegeven eerst in de cello en daarna in de viool.
Na worden klankvelden over elkaar heen geschoven; eerst een variatie van klankveld 1 (hout) met klankveld 2 (strijkers). Dan klankveld 3 met klankveld 2 (verdeeld over hout en koper) en dit wordt gemarkeerd door de pauken.
Nu volgt een korte afbouw waarin de muziek tot stilstand komt.
Coda
Dit afsluitend gedeelte is gebaseerd op klankveld 1 dat eerst verbrokkeldd (gescheiden door rusten ) is gezet in de strijkers dan in het hout. Vervolgens lijkt het begin van IV terug te keren. Het klankveld verbrokkeld echter steeds meer en de muziek en na een korte ritmische opleving sluit het werk af.
Speelduur 13'30". Voltooid: 09/03/2022.
Gedichten: Nikolaus Lenau (1837).
Dit werk werd begonnen op 6 februari 2021 en voltooid op 9 maart 2022.
De gedichten van Nikolaus Lenau zijn geschreven in 1837 en gepubliceerd in de bundel “Neuere Gedichte” (1838).
Lied I werd geschreven tussen 7, 9, 10, 11, 14, 15 en 16 februari 2022. Deel II werd geschreven op 16, 17, 21, 22, 23, 24 en 28 februari 2022. Deel III geschreven op 4, 5, 6, 7, 8 en 9 maart 2022.
De orkestbehandeling is erop gericht de zangstem te ondersteunen en de tekst te verduidelijken door de verschillende gestiek en combinatie van de instrumenten.
De drie gedichten zijn in sonnetvorm geschreven: twee kwatrijnen worden gevolgd door twee terzetten. De compositie volgt deze indeling globaal.
In het eerste lied zijn er korte tussenspelen tussen de twee kwatrijnen onderling, tussen het tweede kwatrijn en het eerste terzet en tussen de twee terzetten. Op het tweede terzet volgt een korte afsluiting.
In het tweede lied zijn de vier zinnen van het eerste kwatrijn en die van het tweede kwatrijn (met zeer korte onderbrekingen) aan elkaar verbonden.
Na een kort tussenspel volgen de twee terzetten waarvan de twee keer drie zinnen (met korte onderbrekingen) aan elkaar verbonden. Na een kort naspel eindigt dit lied.
In het derde lied worden in het eerste kwatrijn de eerste twee zinnen van de volgende twee door een tussenspel gescheiden. Na een kort tussenspel volgt het tweede kwatrijn: ook hier is er een onderbreking na de tweede zin.
Na een tussenspel volgt het eerste terzet waarin de drie zinnen met elkaar zijn verbonden. Na een kort tussenspel volgt het tweede terzet waarin de drei zinnen eveneens met elkaar zijn verbonden. Een kort naspel sluit het werk.
Voor 12 solo strijkers. Speelduur 13'30". Voltooid: 07/04/2022.
Deel I werd geschreven op 4, 6 en 7 april 2022. Deel II geschreven op 21, 23, 24, 28, 29, 30 en 31 maart 2022. De instrumentatie, 6 violen, 3 altviolen en 3 violoncellos, is geordend naar drie strijkkwartetten.
Deel I bestaat uit vier gedeelten die elk even lang zijn (24 maten).
Het eerste deel bestaat uit drie keer een langzame beweging van vier tonen. Eerst in strijkkwartet 1 (vl, vlc, vl2,vla), dan in strijkkwartet 2 (vc, vl,vla, vl2) en vervolgens weer in strijkkwartet 1 (vla, vl2 ,vlc, vl1). Deze bewegingen hebben als secundaire laag een klankveld in het hoge register in strijkkwartet 3.
Het tweede gedeelte begint met een korte melodische lijn voorzien van een klankveld in triolen. Terwijl dit klankveld wordt afgebouwd klinkt de tweede groep van vier tonen uit deel 1. Hierna volgt een variatie van het klankveld horende bij deze groep van vier tonen, voorzien van een melodische beweging en vervolgens wordt dit deel afgebouwd met het triolen klankveld. Het derde gedeelte begint met de achterwaartse beweging van groep 2 en een imitatie daarvan. Hierop volgt een variatie van het daarbij behorende klankveld, eveneens in een imitatie. Deze beweging wordt gecombineerd met een nieuw ritme in strijkkwartet 3.Dit deel eindigt met een driestemmige canon over dit laatste ritme.
Het vierde gedeelte begint met de derde groep van vier tonen uit het eerste gedeelte met een dubbele imitatie daarvan (en enige vrije stemmen).Hierna volgt een variatie van het klankveld van deze groep. Dit deel eindigt met een canon in strijkkwartet 1 en 2 over het nieuwe ritme van deel 3 met als secundaire laag een klankveld in strijkkwartet 3.
Deel II bestaat uit zes delen.
Gedeelte 1 begint eenstemmig (vl1 van strijkkwartet 1). Hierop volgt een gevarieerde imitatie (de noten staan verder uit elkaar in de tijd) van dit gegeven met een tegenstem (cp 1)en hierop volgt opnieuw een gevarieerde herhaling van het gegeven (in de tegenbeweging en nog verder uit elkaar geplaats in de tijd) met cp 1 (ook in de tij uit elkaar geplaatst) en een nieuwe tegenstem (cp3).
Het tweede deel is een intermezzo en bestaat uit drie blokken.
Blok 1 bestaat uit een hoekig ritme (a) is er een dalende klankveld-beweging waarvan het slot wordt overlapt door opnieuw een hoekig ritme (b).
Blok 2 (een rotatie) begint met een variatie van b (het slot van de dalende beweging en het tweede hoekig ritme gevolgd door een variatie van a.
Blok3 begint met een de gevarieerde achterwaartse beweging van b gevolgd door een gevarieerde achterwaartse beweging van a.
Gedeelte 3 is opnieuw een imiterend deel waarbij de noten van het gegeven, cp 1 cp2 en cp3 verder uit elkaar worden geplaatst voorzien van een tegenstem 4(cp4).
Gedeelte 4 is een intermezzo dat begint met een schijninzet van het gegeven. Eerst volgt een variatie van Blok 2 en vervolgens een variatie van Blok1 gevolgd door een nieuw afbouwend gedeelte. Blok 3 ontbreekt.
Nu volgt gedeelte 5. Dit bestaat uit het gegeven met cp 2 en cp 3 met nieuwe vrij tegenstemmen en vervolgens het cp 2, cp 3 en cp 4 (zonder thema) eveneens met vrije tegenstemmen en tot slot cp 4 alleen met vrije tegenstemmen.
Gedeelte 6 is een afsluitend intermezzo.
Blok 1 wordt opnieuw gevarieerd, met name door de toevoeging van rusten en gevolgd door een variatie op blok3 met langere afbouw (blok 2 ontbreekt). Hierna volgt een canon op het gegeven met de vier daarbij behorende uit elkaar plaatsingen in tijd van dit gegeven.
Een korte slot beëindigt dit deel.
2fl 2hob 2klar 2fag 2trp trb 1perc(grote trom, kleine trom, bekken (hangend) tam-tam) 2pf striijkers. Speelduur: 21'30". Voltooid: 06/07/2022.
Deel I werd geschreven tussen 20 Juni en 6 Juli en bestaat uit vier delen A,B,C (uit A en B) ,D (uit A en B) die allen even lang duren (1’45’’).
A begint met een beweging afwisselend tussen orkest en de solisten en eindigt met een tutti. Daarna spelen de twee piano’s samen een beweging die spaarzaam wordt begeleidt door het orkest. Een verkorte versie van het begin (afwisseling solisten en orkest) sluit dit gedeelte.
Nu volgt B: een canon ‘interrompue’ in piano 1 en piano 2. De imitatie van de canon wordt door rusten onderbroken.
Meer dan woorden mag een schema de werking verduidelijken:
pf1 | A | B | C | D | E | F | G | H | A' | B' | C' | D' | E' | F' | G' | H' |
pf2 | - | A | - | B | - | C | - | D | - | E | - | F | - | G | - | H |
Deel C (uit A en B) is eerst uit A een gevarieerde verkorting van het gedeelte waarin solisten en orkest zich afwisselden en vervolgens uit B de tweede helft van de canon die is voorzien van tegenstemmen in het orkest.
Deel D (uit A en B) begint met de secundaire laag van het solistische gedeelte van deel A; dit wordt tweestemmig canonisch verwerkt en vervolgt met een variatie van de verkorte versie van A met de tutti afsluiting. Dan volgt een gevarieerde herhaling van de tweede helft van de canon met daarna de daarbij behorende afsluiting van B.
Nu volgt een driestemmige canon over de secundaire laag van het solistische gedeelte gecombineerd met de solistische bewegingen uit A; een korte afsluiting is het slot van dit deel.
Deel II werd –met vele onderbrekingen- geschreven tussen 25 April en 13 Juni en bestaat uit drie delen die allen even lang duren: 4’50’’ A, B(uit A), A’
A bestaat op zijn beurt uit zes delen A, B (uit A), C (uit B), D, D’ en E (uit D)
B bestaat op zijn beurt uit vier delen F (uit E en A/C), G (uit D/B), H (uit C/D) en I (uit (C)
A’ bestaat uit een gevarieerde en veranderde volgorde van A: D, D’, B, A’’, E en een afsluiting.
A begint met een beweging uit drie elementen (a,b,c) en wordt gevolgd door een ontwikkeling van a (=B) die is gekenmerkt door korte interrupties van de solisten. C ontwikkelt deze interrupties is lange stijgende bewegingen in de beide piano’s die zich verdichten in een klankveldachtige beweging die langzaam tot stiltand komt.
Nu volgt een contrasterend deel (D) zonder solisten, dat bestaat uit vier keer dezelfde beweging anders gegroepeerd. In de gevarieerde herhaling van deze beweging wordt wel door de solisten deelgenomen. Dit gedeelte sluit af met een akkoord-opeenvolging in piano 2 en daarna een akkoord-opeenvolging in piano 1.
In E volgt eerst een verwerking van akkoord-opeenvolging 1 met interrumperende bewegingen in de piano’s en een tutti sluit dit gedeelte af.
F begint met een de beweging uit E met contrasterende bewegingen in de twee piano’s gevolgd door een variant van A (nu alleen in het orkest) na een korte verwerking uit C (de snelle stijgende bewegingen ) wordt de verwerking uit E voortgezet met een gevarieerde herhaling van gedeelten daarvan.
G begint met een verkorte herhaling uit D en vervolgens een korte herhaling uit het B deel (de interrupties), dit wordt gevarieerd herhaald. Na een korte herhaling van de snelle bewegingen uit C volgt inderdaad H met een verwerking uit C die wordt onderbroken door gedeelten uit D. Dit deel wordt vervolgt met I, dit is een lang afbouw op de C beweging en na een gecomponeerde stilstand het einde van het middendeel.
A’ begint met een variatie van D en D’ met tegenstemmen in de twee piano’s. Dan volgt een gevarieerde herhaling van B en dan een gevarieerde herhaling van A. Na een gevarieerde herhaling van een gedeelte van E volgt een verkorte gevarieerde herhaling van C met een uitgeschreven afsluiting waarmee het concert eindigt.
Speelduur 12'. Voltooid: 16/08/2022.
Gedichten: Jean Wiermans.
Op 14 juni 2022 bezocht ik een reünie met klasgenoten die ik vijftig(!) jaar niet had ontmoet.
Daar sprak ik met Jean Wiermans, die gedichten bleek te schrijven (in verschillende talen).Gedichten van Jean Wiermans.
Ik werd door zijn werk aangesproken en besloot een aantal Duitstalige gedichten te componeren voor stem en strijkkwartet.
Het werden: Wäre (22 en 25 juli), Sein scheinen echt (26 en 27 juli), Im Spiegel (8 en 10 augustus), Loch im Kopf (28 en 29 juli) en Abschied (1 augustus).
Met enige verfijningen op 15 en 16 augustus werd het werk voltooid.
Speelduur 20'. Voltooid: 06/09/2022.
op een gegeven van Andrée Bonhomme
In Juni 2022 schreef ik een kort werk voor strijkkwartet op een gegeven van Andrée Bonhomme (1905-1982).
Het gegeven werd gevonden in de eerste drie maten van haar Lamento voor cello en piano (op 84) uit 1941.
Het korte strijkkwartet werd het uitganspunt voor dit werk: er volgen vier ontwikkelingen en vervolgens vier variaties:
I | II | III | IV | V | VI | VII | VIII | IX |
A | B (uit A) | C (uit A) | D (uit A) | E (uit A) | D' | C' | B' | A' |
Het is gemakkelijk te zien dat na de variaties als het ware een beweging van achter naar voren zijn van het thema (A) en de eerste drie ontwikkelingen (B,C,D).
De lengte van de delen is verschillend:
I | II | III | IV | V | VI | VII | VIII | IX |
A | B (uit A) | C (uit A) | D (uit A) | E (uit A) | D' | C' | B' | A' |
3' | 2,5' | 2' | 1,5' | 1 | 1,5' | 2' | 2,5' | 3' |
De tijdsduren ondersteunen de verhouding tussen de delen.
Het gegeven van Bonhomme bestaat uit een dalende beweging van drie noten en een ritme op toonherhaling als secundaire laag.
A ontwikkelt eerst de dalende beweging en daarna het ritme en herhaalt deze ontwikkeling gevarieerd.
B (uit A) ontwikkelt het ritme van de secundaire laag van het gegeven
C (uit A) ontwikkelt de dalende beweging van drie noten
D(uit A) ontwikkelt een secundair gegeven(van drie noten) van mijzelf dat als tegenstem aan de dalende beweging is gezet in A
E (ui A) is een nieuwe ontwikkeling op de dalende drie noten
D’ varieert D
C’ varieert C
B’ varieert B
A’ varieert A.
Speelduur: 3'. Voltooid: 14/07/2022.
op een gegeven van Andrée Bonhomme
Het werk werd geschreven als bijdrage aan het Andrée Bonhomme project van de Stichting Limburgse en de Stichting Maastrichtse Componisten.
Het geven is gevonden in de eerste drie maten van het Lamento voor cello en piano (op 84) dat door de Bonhomme (1905-1982) werd voltooid in januari 1941.
voor orgel. Speelduur: 10'. Voltooid: 29/10/2022.
Op 7 en 8 september schreef ik een kort werk (2 ½ minuut) voor orgel als onderdeel van de muziek die ik uitvoerde tijdens het huwelijk van mijn zoon. Het werd: Capriccio voor Katinka en Tadeus.
Later werd dit werk het uitgangspunt van een langere compositie voor orgel. Deze compositie is eendelig. Na een inleiding(A), die is gebaseerd op de eerste helft van het capriccio volg het ingekorte capriccio zelf.(B).
Dit capriccio (thema) bestaat uit twee delen. Het eerste bestaat uit vier groepjes: een a (5 maten) een b (7 maten) een c die gebaseerd op a (5 maten) en een d die is gebaseerd op c (8 maten). Hierna wordt dit wordt afgesloten met een slot groep (gebaseerd op a) van 13 maten.
Na een verbindend gedeelte (C) volgt een variatie op het capriccio (B1). Hierop volgt een variatie van het verbindend gedeelte (C1) en een derde variatie op het capriccio (B2). Een slotdeel vormt het einde van dit werk (D).
In overzicht | A | B | C | B1 | C1 | B2 | D | |
tijdsduur (min.) | - | 1,15 | 1,5 | 1,15 | 1,5 | 1,15 | 1,5 | 1,15 |
voor elektrische gitaar en orgel. Speelduur: 7'30". Voltooid: 31/10/2022.
Het werk is ontstaan op verzoek van Joep van Leeuwen die de leden van de Stichting Limburgse Componisten verzocht een werk te schrijven voor deze bezetting. Het werd geschreven tussen 5 en 31 oktober 2022.
De structuur van het werk is:
A B (uit A) C D (uit A) C variatie D variatie B variatie A variatie
A begint met een zin van zes maten voor pedaal en gitaar. De gitaar speelt drie keer een groepje van twee noten, waarbij de stilten (‘rusten’) tussen die twee noten (en de drie groepjes) iedere keer verschilt.
Als de gitaar niet op de eerste tel speelt doet het pedaal dat met een eveneens korte noot (ook drie keer: voorafgaand aan elk groepje van twee voor de gitaar. De noten klinken nooit samen.
Opvallend aan dit begin is dat de stilte vrijwel van gelijk belang is aan de klank.
Er volgt een gevarieerde herhaling: het ritme wordt herhaald met instrument- en registerwisseling: gitaar wordt orgel en pedaal wordt gitaar. De variatie bestaat naast deze kleur en registerwisseling ook uit andere toonhoogten en bewegingsrichting (en nog het een en ander, ik beperk mij omdat anders de omvang van deze beschrijving boven het belang ervan, zou exploderen).
B is een ontwikkeling (variërend-veranderend) van het voorafgaande idee. Het ritme van de beide instrumenten in de eerste zes (en daarmee de tweede zes) maten wordt samengevoegd tot één ritme (zoals eerder vermeld klinken die niet gelijktijdig). Dit ritme zet ik in een ritmisch canon per arsis et thesis waarbij de noten die kort waren soms worden verleng. De beweging wordt over orgel (dux) en gitaar (comes) verdeeld. Deze ritmische canon wordt herhaald waarbij de gitaar de dux wordt en het orgel de comes.
C is vrijer van opzet en doet improviserend aan. De gitaar speelt groepjes van drie, vier, vijf en zeven maten: de groepjes worden gescheiden door rusten. Het orgel speelt een groep van 10 maten , die wordt gevarieerd herhaald en dan een verkorting van deze groep (acht maten). Het orgel is meer gestructureerd dan de gitaar en de structuur van het orgel vormt een contrapunt met die van de gitaar.
D Hier is de gitaar variabel in het ritme; dat is ongeveer in de tijdsplaatsing aangegeven maar wordt nu daadwerkelijk geïmproviseerd (a). Het orgel speelt het de combinatie van het ritme van dux en comes van de canon van B. Dan worden de rollen omgekeerd; het orgel improviseert in de tijdsplaatsing (a) en de gitaar speelt een nieuw gegeven (b). Daarna varieert het orgel het nieuwe gegeven (b) van de gitaar en de gitaar speelt opnieuw een nieuw gegeven (c).
Schematisch:
Gitaar | a | b | c |
Orgel | ‘dux/comes’ | a var | b var |
C bestaat uit een variatie van de gitaarstem uit C in het orgel met een ontwikkeling over c van het voorafgaand gedeelte. Het orgel sluit dit deel met een variant van het begin van C.
D is een variatie door de verwisseling van registers van D: de gitaar was manuaal 1, manuaal 1 was het pedaal en manuaal 2 blijft manuaal 2.
B is een driestemmige variant van de canon uit B (de tweede inzet met een kleine verschuiving)
Gitaar | Comes 1 | - - - | - - - | Comes 2 | ||
Manuaal 1 | Dux | - - - | - - - | Comes 1 | ||
Manuaal 2 | Dux | - - - | ||||
Pedaal | Comes 2 | - - - |
Een variant van A en enige slotmaten sluiten het werk.
Voor fluit, klarinet, slagwerk (kleine trom en hangbekken), viool, violoncello en piano. Speelduur 9'. Voltooid: 01/12/2022.
Dit werk werd geschreven tussen 10 november en 01 december 2022 en bestaat uit een beweging.
De structuur van dit werk is tweedelig:
A B C D A' B' C' D' E (coda)
A bestaat uit de opeenvolging (driemaal) van een aangehouden toon gevolgd door een klankveld. B is een fluitsolo gebaseerd op een van de melodische opeenvolgingen uit het klankveld gevolgd door de afbouw van ditzelfde klankveld.
C bestaat uit de opeenvolging (viermaal) van een klankveld gevolgd door een melodisch fragment in achtereenvolgens de klarinet, de viool, de violoncello en de piano.
D is eerst een gegeven in de viool (begeleidt door de piano) gebaseerd op het ritme van de fragmenten uit het vorige deel (van klarinet, de viool, de violoncello en piano) gevolgd door een ritmisch-tweestemmige canon op deze beweging in piano en fluit/klarinet en vervolgens door een driestemmige versie van de canon in cello viool en klarinet.
A’
Nu volgt een variatie van A in de opeenvolging klankveld en aangehouden toon (volgorde verwisseld)
B’
De variatie van B’ ontstaat doordat de fluitsolo wordt opgesplitst in twee keer de opeenvolging klarinet, viool , violoncello en doordat de klankvelden in imitatie zijn gezet.
C’
In C’ klinken opnieuw de klankvelden en daarna de melodische fragmenten: het geheel beweegt ten opzicht van C van achteren naar voren: klankveld- klarinet(I), klankveld-viool (II), klankveld- violoncello (III), klankveld-piano(IV) wordt nu: piano-klankveld (IV), violoncello-klankveld (III), piano-klankveld(II), viool-klankveld (I). De verlenging van de klankvelden loopt ten dele over de melodische beweging heen.
D’
Dit is een variant van de tweestemmige canon uit D in die zin dat de inzetten en imitaties geleidelijk uit elkaar schuiven, dit proces wordt verstrekt in de driestemmige canon; zo ontstaat een verlangzaming van de beweging (uitgeschreven ritenuto).
E
Het aansluitend afsluitende gedeelte bestaat uit een verdere uiteendrijven van gegeven stem en imitatie in een driestemmige canon. Die zal wat lastiger te horen zijn vanwege een contrapuntische instrumentatie (de stemvoeringen wissels van instrument tijdens de beweging) en de register-plaatsing.
Een uitloop van zeven maten sluit het werk.
Voor fluit, klarinet, viool, altviool, violoncello, harp en piano. Speelduur 14'. Voltooid: 26/01/2023.
Dit werk werd –met onderbrekingen- geschreven tussen 8 december 2022 en 26 januari 2023 en bestaat uit een beweging.
Dit werk is te verdelen in vier onderdelen.
Het eerste deel begint met het gegeven van elf maten (A) erna volgen vier ontwikkelingen over deze A. Deze ontwikkelingen zijn gebaseerd op een ritmisch/canonische verwerking van A met ondersteunende en tegenstemmen.
Eerst volgt een tweestemmige canon in de piano en klarinet (B uit A). Dan een driestemmige canon in de harp, piano en viool (C uit A) vervolgens weer een tweestemmig in piano en fluit (D uit A) en opnieuw een driestemmige in harp cello en klarinet (E uit A).
Het tweede onderdeel bestaat uit een nieuwe melodische beweging (F) in de viool (stijgend) en in de klarinet (dalend). Nu volgt een solo voor harp (G) en hierna een gevarieerde herhaling van F eerst een stijgende beweging in de harp en daarna een stijgende beweging in de viool (F’).
Het nu volgend derde deel combineert elementen uit de voorafgaande delen onderling met elkaar. Eerst een ontwikkeling van A met een beweging uit D (=H). Dan I (uit F en B=de tweestemmige canon), J (uit C=de driestemmige canon en F).
Nu wordt het derde deel onderbroken door aan langzame beweging (het tempo wordt de helft lager).
Het begint met een solo voor piano, met een beperkte ondersteuning door andere instrumenten.
Dan volgt een duet voor fluit en klarinet en daarna een trio voor viool, altviool en violoncello.
Deze soli (solo, duet, trio) zijn allen van gelijke lengte, het derde schuif gedeeltelijk over het tweede heen. De laatste vijf maten van dit deel komen overeen met de vijf maten voorafgaand aan de onderbreking (maar nu uiteraard in de helft van dat tempo waardoor langere rusten ontstaan).
Hierna wordt het oorspronkelijke tempo hernomen en volgt K (uit G en D=de tweestemmige canon) en L (uit F en E=de driestemmige canon).
Het vierde deel bestaat uit een opeenvolging van ritmische canons gebaseerd op A (tweestemmig en driestemmig en vierstemmig) waarbij de imiterende stem steeds dichter op de te imiteren stem wordt geplaatst. Anders gezegd: de tijdsafstand tussen eerste en de andere stemmen wordt steeds korter.
Een korte slotbevestiging sluit het werk.
Voor piano quatre-mains. Speelduur: 9,5'. Voltooid: 25/02/2023.
Al velen jaren speel ik met veel plezier muziek voor piano quatre-mains. Niet vreemd dat ik op het idee ben gekomen iets voor deze bezetting te schrijven.
Dit werk werd gecomponeerd tussen 8 en 25 februari 2023 en bestaat uit drie delen. De beide hoekdelen hebben hetzelfde tempo en zijn ongeveer even lang, het middendeel duurt iets langer.
Het eerste deel is een sterk ritmische beweging en is verdeeld in vieren (A=50’, B=50’ C (uit A)=50’en B’=30’).
A bestaat uit twee delen en wordt bepaald door een combinatie van drie motieven afgewisseld met een sterk akkoordmatig bepaalde passage. Een korte melodische beweging sluit dit deel.
B staat eveneens uit twee delen. Het eerste herneemt het spel van de drie motieven en bouwt die af in een beweging met rusten. Hierna volgt een beweging die ook weer door een uitdunning tot stilstand komt.
C is een variant van A. De gestiek van A wordt door andere bewegingen verdeeld over de tijd.
D is een verkorte gevarieerde herhaling van B.
Het tweede deel is meer melodisch van opzet, is driedelig (met delen van min of meer gelijke lengte) en heeft als opbouw:
Primo | A | C | B |
Secundo | B | A | C |
Het derde deel is een combinatie van sterk ritmische gestiek en meer melodische bewegingen en is driedelig A B A’(beide hoekdelen zijn min of meer even lang, het middendeel is daarvan ongeveer de helft).
Het eerste deel (A) is een canon. De eerste stem bestaat uit zes bewegingen (a,b,c,d,e,f).
De imitatie van deze zes fragmenten is zo dat na iedere afzonderlijke fragment een steeds kleiner wordend aantal maten onderbreking zijn gezet:
primo: a b c d e f vrije beweging die niet wordt geïmiteerd.
secundo: 5 maten een eerste beweging: dan a, vier maten gebaseerd op de eerste beweging: dan b, drie gebaseerd op de eerste beweging: dan c, twee maten gebaseerd op de eerste beweging: dan d, een maat gebaseerd op de eerste beweging,: dan e en vervolgens f achter elkaar (geen maat die de bewegingen scheidt).
Nu volgt een korte beweging (B) met een totaal andere wat grillige gestiek.
Nu volgt een gevarieerde herhaling van A door verwisseling van de beweging in de registers:
Primo | beweging 1 wordt primo beweging 4 | beweging 2 wordt primo beweging 3 |
Secundo | beweging 3 wordt secundo beweging 2 | beweging 4 wordt secundo beweging 1 |
Voor strijkkwartet. Speelduur: 15'. Voltooid: 27/03/2023.
Het eerste deel ontstond tussen 7 en 20 maart 2023, het tweede op 23 en 27 maart 2023.
Deel een is gebaseerd op een gegeven dat bestaat uit zes (melodisch ritmische)gestes. De eerste keer worden deze gescheiden door twee maten (A), daarna door een maat (A1) en vervolgens klinken deze in opeenvolgende maten (A2). Daarna volgt deze uitwerking in achterwaartse volgorde (opeenvolgend (A2), door een maat gescheiden (A1), door twee maten gescheiden(A2). Technisch gesproken is dit een gevarieerd ostinaat (zich herhalende gestiek). De overige instrumenten zijn tegenstemmen in A, A1 en A2. De volgende drie keer dat het ostinaat optreedt worden deze tegenstemmen gevarieerd herhaald (dus eerst een variatie op tegenstemmen van A, dan op die van A1 en dan op die van A2).
De ostinaten worden verbonden door korte tussenspelen.
In overzicht: A A1 A2 A3 A4 A
Het tweede deel bestaat uit twee verschillende bewegingen.
De eerste beweging bestaat uit twee delen. Een snelle beweging in klankvelden die in lengte groeit afgewisseld met een meer ritmisch melodische stem (A1) die steeds korter wordt. Vervolgens een meer rustige beweging, die steeds kortere tijd inneemt eveneens afgewisseld met een meer ritmisch melodische stem die juist steeds meer tijd inneemt (A2).
De tweede beweging is een (melodisch-ritmische) hoofdstem met drie tegenstemmen.
De tegenstemmen B1 worden na een korte verbinding groepsgewijs van achter naar voren herhaald (B2).
Deze vier bewegingen (A1, A2 en B1, B2) worden vier keer gevarieerd herhaald.
A1 is een snelle beweging in vl1,vl2 en vla afgewisseld met steeds kortere hoge tonen (flageolet) in de cello.
Na een korte overgang C speelt de cello korte noten en de drie bovenstemmen aangehouden tonen.
Na een variant van C volgt B1.
B1 bestaat uit een melodische hoofdstem (vl1) en drie verschillende gesten die in de andere drie stemmen elkaar opvolgen.
Na een maat verbinding volgt de beweging van de drie tegenstemmen gegroepeerd achterwaarts en blijft vl1 de hoofdstem.
Nu volgt een variant van A1: de snelle beweging wordt uitgerekt in vl2 ,vla en vc en de hoofdstem blijft hier vl 1 (gebaseerd op de vc in de voorafgaande A1).
De variant van A2 is de oorspronkelijk snelle beweging in de drie instrumenten samen die steeds korter wordt en de vl1 die opnieuw is gebaseerd op de cello van A2.
In de variatie van B1 is de cello de (nieuwe) hoofdstem de drie andere instrumenten spelen de drie tegenstemmen uit B2 met stem-verwisseling (vl was vl2, vl2 was vl1 en vla was vc) .
Dat is ook zo in de variatie van B2.
Nu volgt eerst A2 de snelle beweging staat nu in de vla en vc, en de vl 2 is de hoofdstem die door vl1 wordt ondersteunt. Dan volgt A1 met een spreiding van de beweging van de klankvelden en ook vl 2 gaat mee in de snelle bewegingen. Een variant van C vormt de slotmaten.
Ook nu, net als in de voorafgaande A, volgt eerst B2 en dan B1 Hoofdstem is hier eveneens vl2 die een nieuwe ritmisch-melodische beweging voordraagt. Vl1, vla en vc spelen de drie tegenstemmen.
De volgende variant van A2 brengt de snelle bewegingen in de vl2 en vc. De hoofdstem hier is altviool (met een variantie op de beweging uit A1) en wordt ondersteunt door de vl1.
De nu volgende variant van A1 laat opnieuw een spreiding van de snelle bewegingen horen met ook hier de vl 2 als hoofdstem. Een nieuwe variant van C sluit dit gedeelte.
B2 heeft eveneens de vla ( met een nieuwe beweging) als hoofdstem. Vl 1,Vl2 en Vc spelen de drie tegenstemmen.
In B1 is dat eveneens zo.
Een langere variant van C sluit dit deel in zijn geheel af.
Overzicht:
hoofdstem | |
A1 | vlc |
A2 | vlc |
B1 | vl 1 |
B2 | vl 1 |
Var1.A1 | vl 1 |
Var1.A2 | vl 1 |
Var1.B1 | vlc |
Var1.B2 | vlc |
Var2.A2 | vl 2 |
Var2.A1 | vl 2 |
Var2.B2 | vl 2 |
Var2.B1 | vl 2 |
Var3.A2 | vla |
Var3.A1 | vla |
Var3.B2 | vla |
Var3.B1 | vla |
Voor viool violoncello piano en orkest. Speelduur: 15'. Voltooid: 24/04/2023.
Het eerste deel ontstond tussen 3 en 6 april, het tweede tussen 12 en 19 april en het derde tussen 20 en 27 april 2023. Het is eenvoudig te zien dat alle drie de delen even lang zijn en de tempoverhoudingen met elkaar in een eenvoudige relatie staan.
Het eerste deel bestaat uit drie blokken: A, B(ontwikkeld uit A) gevolgd door een variatie van A en zijn alle drie ongeveer even lang.
A op zijn beurt bestaat uit drie bewegingen: in de eerste(a) speelt het orkest akkoordblokken in groepen van twee. De tweede (b) wordt beheerst door de solisten en de derde (c) is een korte afsluitende beweging.
De ontwikkeling van A(=B) begint met een ritme (R(itme)) gebaseerd op de voorafgaande c gevolgd door een nieuwe beweging in de solistengroep (N(ieuw)).
Dan volgt een beweging op R, een beweging op N, en dan drie keer bewegingen waarin R met N zijn gecombineerd.
De variatie van A is een beweging van achter naar voren c,b,a gevolgd door een slotgroep.
Het tweede deel bestaat uit vier blokken: een A gevolgd door een B gevolgd door een variatie van A en daarna een variatie van B. Alle vier de blokken zijn even lang.
De A bestaat uit zeven bewegingen voor de drie solisten (a,b,c,d,e,f,g).
In B worden in zeven bewegingen (h,i,j,k,l,m,n) het orkest en de solisten gecombineerd.
De variatie van A is dat deze bewegingen ieder voor zich in hun geheel (uitsluitend in de opeenvolging ervan) van achter naar voren worden geplaatst (g,f,e,d,c,b,a) en dat gebeurt ook in de variatie van B (n,m,l,k,j,i,h).
Het derde deel bestaat uit vijf blokken die ieder een minuut duren: A, B, C (ontwikkelt uit A en B), B’ (een variatie van B) en A’(een variatie van A).
In A is voornamelijk het orkest aan het woord. In B zijn dat de drie solisten.
In C worden fragmenten uit A met fragmenten uit B gecombineerd.
De variatie van B bestaat eruit dat die fragmenten die niet in C zijn gebruikt op hun plek blijven staat en die fragmenten die wel in C zijn gebruikt worden vervangen door nieuwe muziek.
Hetzelfde procédé wordt vervolgens toegepast op de variatie van A. De fragmenten die niet in C zijn gebruikt blijven op hun plek staan en die fragmenten die wel in C zijn gebruikt worden vervangen door nieuwe muziek.
Twee liederen voor stem en violoncello op gedichten van August von Platen. Speelduur: 10,5'. Voltooid: 11/05/2023.
Uit: Sonnette aus Venedig (1824)
Het eerste lied werd geschreven op 4- 8 mei en het tweede op 9-11 mei 2023. De aanleiding voor het componeren van dit werk was een vraag van de bariton Vincent Kusters of ik voor deze bezetting wilde schrijven.
Al mijn gehele leven heb ik een sterke affiniteit met Duits-romantische dichtkunst. Veel van tekstkeuzes in mijn vocale werken zijn uit deze periode.
Zoals bekend bestaat een sonnet uit twee kwatrijnen (twee keer vier regels) en twee terzine (twee keer drie regels). Deze opbouw heb ik in mijn compositie gehandhaafd.
In het eerste lied keert de intervalvolgorde van de melodie van het eerste kwatrijn (met veranderingen) terug in het tweede kwatrijn en de intervalvolgorde van de melodie in de eerste terzine (met veranderingen) in de tweede terzine.
De cello speelt in het tweede kwatrijn nieuwe bewegingen naast herhalingen van bewegingen uit het eerste kwatrijn. Hetzelfde geldt voor de bewegingen in de cello in de eerste en de tweede terzine.
Er is een voorspel. Het tussenspel tussen eerste kwatrijn en de eerste terzine is hetzelfde, net als het tussenspel tussen de eerste en tweede terzine en na de tweede terzine het naspel.
In het tweede lied keert de intervalvolgorde van de melodie van het eerste kwatrijn (met veranderingen) terug in de eerste terzine en de intervalvolgorde van de melodie in het tweede kwatrijn (met veranderingen) in de tweede terzine.
De cello volgt dit idee en speelt in het eerste terzine nieuwe bewegingen naast herhalingen van bewegingen uit het eerste kwatrijn. Hetzelfde geldt voor de bewegingen in de cello in het tweede kwatrijn en de tweede terzine.
Er is geen voorspel wel een kort tussenspel tussen het eerste en tweede kwatrijn. Tussen het tweede kwatrijn en de eerste terzine is een uitgebreider tussenspel. Het korte tussenspel komt (iets uitgebreider) terug tussen eerste en tweede terzine en het tussenspel tussen tweede kwatrijn en eerste terzine keert terug als naspel.
Voor klein orkest. Speelduur: 14'. Voltooid: 12/08/2023, versie voor twee piano's: 27/07/23.
De versie voor twee piano’s werd als eerste geschreven. Deel I ontstond op 24 en 26 juli 2023, deel II tussen 29 juni en 13 juli 2023.
Dit werk beschouwend kwam het mij uiterst geschikt voor het te bewerken voor klein orkest. Deze instrumentatie werd gerealiseerd tussen 31 Juli en 12 augustus; hierbij bleken aanpassingen van de versie voor twee piano’s noodzakelijk. Op zijn beurt leidde deze instrumentatie weer tot kleine aanpassingen in de versie voor twee piano’s.
Deel I van beide versies bestaat uit drie delen die onderlinge variaties van twee gegevens zijn.
Gegeven I, bestaat uit vier groepen van drie maten. Het klinkt in de eerste 36 maten in die zin dat de opeenvolging van elke gestiek per maat wordt gescheiden door twee tussen maten.
Gegeven II bestaat eveneens uit vier groepen van drie maten. Het klinkt in de volgende 24 maten in die zin dat de opeenvolging van elke gestiek per maat wordt gescheiden door één tussenmaat. Tenslotte klinken gestiek I en II gelijktijdig in 20 maten in de groepen van drie maten (met respectievelijk twee, drie en twee tussenmaten).
Door de verkorting in tijdsduur ontstaat een verkorting van delen in de vorm A=1’48’’ B=1’12’’ C= 1’.
Deel II van beide versies bestaat uit zes onderdelen die ieder anderhalve minuut duren. Dit wordt afgesloten met een slotbevestiging van ongeveer 45’’ (de helft van anderhalve minuut).
De opzet is:
A gevolgd door B (uit A ontwikkeld)
dan (contrasterend) C en D (uit C ontwikkeld)
Nu volgen E (uit D ontwikkeld en F (uit D en B ontwikkeld)
en G (uit B ontwikkeld) en H (uit G ontwikkeld)
Nu volgt een herhaling van de eerste vier blokken in een andere volgorde (en gevarieerd):
D dan C
B dan A.
Een korte afsluiting (uit A) sluit het werk.
Samenvattend:
A | B (uit A) | C (uit D) | D (uit C) |
E (uit D) | F (uit D/B) | G (uit B) | H (uit G) |
D' | C' | B' | A' |
Coda |
Speelduur: 14,5'. Voltooid: 06/09/2023.
Deel II werd geschreven tussen 24 augustus en 4 september en deel I op 5 en 6 september 2023.
Deel I bestaat uit de gevarieerde herhaling van hetzelfde thema (een gevarieerde passacaglia). Het thema duurt zeven maten en is driestemmig (stem1,2,3). Dit thema wordt zeven keer herhaald (met tussenmaten). Deze drie stemmen worden zo verdeeld dat iedere instrument van het kwartet iedere stem tenminste een keer laat horen.
Vl1 | 2 | - | - | - | - | 1 | 3 |
Vl2 | 3 | - | - | 1 | - | 2 | - |
Vla | - | 2 | - | - | 3 | - | 1 |
Vlc | 1 | - | 3 | - | 2 | - | - |
Het is duidelijk te zien dat het driestemmig thema na de eerste presentatie uiteenvalt in afzonderlijke stemmen en daarna in combinaties van twee stemmen onderling optreedt. Een stem die geen materiaal van het thema heeft zwijgt of speelt een tegenstem.
Deel II is een variatie-werk met twee thema’s.
Het eerste thema (A) bestaat in zijn geheel uit acht groepen die ieder steeds een maat korter worden (respectievelijk 10,9,8,7,6,5,4,3 maten).
Thema twee (B) bestaat in zijn geheel uit acht groepen die steeds langer worden (respectievelijk) 3,4,5,6,7,8,9,10 maten).
Nu worden A en B gevarieerd herhaald en tegelijk steeds korter doordat er groepjes worden weggelaten.
Het is gemakkelijk te zien dat de verkortingen oplopen van eerst een groepje, dan twee groepjes en vervolgens naar uiteindelijk zeven groepjes.
In schema:
A | 10 | 9 | 8 | 7 | 6 | 5 | 4 | 3 |
B | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 |
A1 | 9 | 8 | 7 | 6 | 5 | 4 | 3 | |
B1 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | - |
A2 | - | - | - | 7 | 6 | 5 | 4 | 4 |
B2 | 3 | 4 | 5 | 6 | - | - | - | - |
A3 | - | - | - | - | - | 5 | 4 | 3 |
B3 | 3 | 4 | - | - | - | - | - | - |
A4 | - | - | - | - | - | - | - | 3 |
Uit deze systematiek volgt duidelijk dat B4 zou bestaan uit het wegstrepen van 10 groepjes en daarmee in zijn geheel vervalt. Dit is daarmee een dwingend einde van de structuur.
Een Coda van een minuut sluit het werk.
Voor sopraansax, altviool, fagot en marimba. Speelduur: 14'. Voltooid: 28/10/2023.
Deel I werd geschreven op 11, 17 en 18 oktober. Deel II op 2 en 3 oktober en deel III op 19,20, 25 t/m 28 oktober 2023.
Deel I is driedelig A, B (uit A), A’(variant van A). A op zijn beurt is driedelig: een A wordt gevolgd door een B die uit A is ontwikkeld en vervolgens een variant van de eerste A. B bestaat uit zes zinnen; een C (ontwikkeld uit A), D (ontwikkeld uit A), E(ontwikkeld uit A), C’(variant van C) en een F als slotbevestiging van dit middendeel.
Hierna volgt een gevarieerde herhaling van de eerste A.
Deel II is vierdelig: A B A’(variant van A) en B’(variant van B). Hierna volgt een slotbevestiging.
Deel III is driedelig A, B (uit A) en A’(variant van A). Dit lijkt op de structuur van het eerste deel; hier is de onderverdeling geheel anders.
De eerste A bestaat uit vier zinnen; A, B, C en D.
Het middendeel is een ontwikkeling hiervan en bestaat eveneens uit vier zinnen: E (uit A en B), F (uit E), G (uit C) en H (uit C).
Het A’ gedeelte is een verkorte versie van A en bestaat uit twee zinnen.
De volgende zin I wordt ontwikkeld uit A en de daarop volgende D’ is een variant van D.
Een Coda als slotbevestiging sluit dit deel.
Voor drie altviolen en drie violoncelli. Speelduur: 15'. Voltooid: 10/11/2023.
Deel I werd geschreven op 24-26 oktober. Deel II op 30 en 1-3 november en deel III op 6 en 8-10 november 2023.
Deel I is driedelig in langzame beweging. Het is gebouwde op een gegeven van negentien maten.
In A speelt de cello 3 dit gegeven incompleet (er worden maten weggelaten).
In B speelt de cello 3 de weggelaten fragmenten van A.
In C speelt de cello 3 het gegeven compleet.
De overige stemmen zijn voornamelijk flageoletten (fluittonen) die over de diverse andere instrumenten worden verdeeld.
Deel II (in snelle beweging) is eveneens driedelig (2 ‘-1’-2’).
Het eerste gedeelte is op zijn beurt eveneens driedelig ; een gegeven (A) wordt twee keer ontwikkeld: B uit A en C uit A. Nu volgt een kort fragment (C) dat in herhaling steeds dezelfde intervallen heeft maar door octaafverplaatsingen wordt gevarieerd. Dit fragment klinkt zesmaal (in ieder instrument één keer). De overige stemmen kenmerken zich door een triolenbeweging (beweging met een groepering in drieën).
Hierna volgt een gevarieerde herhaling van het eerste gedeelte ( A, B uit A en C uit A).
Deel III bestaat uit een langzaam deel (kwart =72) van een minuut. Dan volgt een snel deel (kwart =144) van 2 minuten, een langzaam deel (kwart =72) van een halve minuut en tot slot weer een snel deel (kwart =144) van twee minuten.
Het langzaam deel is gebaseerd op een beweging van vijf maten die drie keer wordt gespeeld in de instrumenten cello 3, viola 3 en cello 3. De overige instrumenten spelen een vrije beweging als tegenstem.
Het eerste snelle gedeelte is op zijn beurt tweedelig en begint (A) met een akkoordopeenvolging in forte die daarna –zachter- twee keer wordt ontwikkeld. Dan volgt een beweging (B uit A) die het vormtempo steeds verder opvoert en uitmond in het begin van het tweede gedeelte ( A’) dat begint met een variant van de akkoordopeenvolging aan het begin van dit snelle deel. Na een gevarieerde herhaling van de ontwikkeling volgt een verder uitgewerkte ontwikkeling (B1) op het gedeelte dat het vormtempo opvoerde. Deze beweging wordt echter aan het eind duidelijk tot stilstand gebracht.
Nu volgt een fragment (exact de helft) van het langzame gedeelte van het begin (kwart =72).
Hierna volgt een gevarieerde herhaling van het snelle gedeelte (kwart =144).
Een korte afsluiting beëindigt dit deel.